Pleiten, seminars en cocktailparty’s in Madrid: het drukke leven van een moot court finalist
Boeken en colleges zijn allemaal heel nuttig en leerzaam. Maar voor rechtenstudenten is een beetje oefenen met de praktijk ook niet gek. Daarom deden zes studenten van de Topklas rechten mee aan de internationale Sports Arbitration Moot en haalden het tot de finalerondes in Madrid.

De Topklas is een programma voor getalenteerde rechtenstudenten naast hun reguliere bachelorstudie. Een van die studenten is Lilly Schurman. Ambitie en werklust zijn haar niet vreemd. Behalve rechten doet ze een bachelor bestuurskunde en daarnaast is ze student assessor in het College van Bestuur van de universiteit.
Schurman: ‘Voor het vak sportrecht in de Topklas kun je kiezen tussen een paper schrijven of meedoen aan een oefenrechtbank, ook wel moot court genoemd. Omdat ik debatteren heel leuk vind, koos ik dat laatste.’ Medestudenten Rojina Wahid, Max Mani, Sara Hesaraki, Beyza Sayar en Zoë van Engelen maakten dezelfde keuze. Alleen bleek de opdracht niet gezellig pleiten bij een lokale oefenrechtbank, maar deelname aan een soort wereldkampioenschappen sportrecht, de internationale Sports Arbitration Moot. Met finale in Madrid.
Veel werk
‘Het was flink meer werk dan een paper. Vanaf november zijn we bijna iedere dag bezig geweest met het moot court,’ vertelt Schurman. Behalve online bijeenkomsten en trainingen, waren er trainingen bij het begeleidende advocatenkantoor Houthoff in Rotterdam en verschillende online voorrondes. Dit alles werd succesvol doorlopen waardoor de topklasstudenten op 27 en 28 april terechtkwamen bij de finalerondes in Madrid.
Veel werk, maar achteraf was het volgens Schurman toch de moeite waard. ‘Enorm mooi om te zien en mee te maken. Ik heb superveel geleerd over sportrecht. Er wordt op een heel hoog niveau gepleit, daar leer je zo enorm veel van. Ook het feit dat we naar Madrid zijn geweest en we dit allemaal hebben mogen meemaken, maakt al dat harde werk meer dan goed.’
Boekingsfraude
Toch was naar Madrid gaan niet zo eenvoudig als het zou moeten zijn. Teamleden Rojina en Zoë bleken geboekt te hebben via een nepsite. ‘Ze werden dagen aan het lijntje gehouden over de boardingpas, tot uiteindelijk bleek dat die niet zou komen. Dat was op de avond voor vertrek, toen we nog aan het voorbereiden waren in de bibliotheek en dat zorgde voor enorm veel stress.’ Bijkomend probleem was dat Rojina samen met Lilly moest pleiten in de finales. Uiteindelijk kon er voor haar nog een lastminute ticket geboekt worden.
Hoewel het Tilburgse team na de voorrondes als tiende op de ranking stond, waren de verwachtingen niet erg hoog. De verstoorde voorbereidingen hielpen niet, ook waren er tegenstanders met veel meer ervaring. ‘Wij zijn bachelorstudenten, maar er waren ook teams met master- en PhD-studenten. Sommige teams komen van dure privéuniversiteiten, of van universiteiten met specialisaties in sportrecht. Sommigen zijn er al veel langer mee bezig dan wij.’

‘De eerste ronde hebben we gewonnen, we waren enorm verbaasd. Maar al na drie uur volgde de tweede ronde. Daar moesten we het opnemen tegen een Indiaas team. Je bent dan enorm blij, maar die blijheid verdween wel een beetje toen we met 32 graden op een terras zaten met al onze spullen om ons heen. We moesten ons in korte tijd voorbereiden op een heel andere rol. In de eerste ronde waren we respondent (partij die reageert op een beroep, red.) en nu moesten we appellant zijn (partij die in beroep gaat, red.). Terwijl het Indiase team respondent bleef, de rol waarmee ze de vorige ronde al gewonnen hadden. Dus we wisten al: dit wordt ‘m waarschijnlijk niet.’
Seminars en cocktailparty’s
De halve finales bleken inderdaad een brug te ver, maar ook zonder pleiten was er genoeg te doen, zoals de nodige seminars en cocktailparty’s. ‘Wat mij betreft ga ik volgend jaar weer. Mijn teamgenoten vonden één keer wel genoeg. We waren zolang gefocust op het moot court en toen we terugkwamen volgden er alweer tentamens. Dat gaf nieuwe stress omdat er nog maar weinig tijd was om ons voor te bereiden.’
Niet alleen het moot court heeft bij Lilly Schurman een snaar geraakt. Het recht zelf is nu ook een stuk interessanter. ‘Ik doe bestuurskunde en rechten. Eigenlijk vind ik alles leuk, dat is een beetje een probleem. Tot nu toe heb ik veel in het bestuur gewerkt. Bij de gemeente, de universiteit, en nu als student assessor bij het college van bestuur. Maar dankzij het moot court heb ik gezien dat in de rechtbank werken ook heel leuk is. Rechter worden, dat zie ik mezelf wel doen. Ik heb me al aangemeld om in de zomer drie weken stage te lopen bij de rechtbank.’