‘Met veel pijn en moeite ben ik uit de put gekropen’

‘Met veel pijn en moeite ben ik uit de put gekropen’

Joyce (1948) werd op haar veertiende opgesloten in een instelling van de Zusters van de Goede Herder in Zoeterwoude. Van mondige en levenslustige tiener veranderde ze daar in een gedwee en afstandelijk meisje. “De eerste twee jaar heb ik grotendeels in de isoleerkamer doorgebracht, daarna was ik aardig in het gareel.”

“Toen ik op mijn veertiende bij de Goede Herder in Zoeterwoude aankwam, kreeg ik direct het vage gevoel: hier kom ik niet zomaar weer vandaan.

Mijn vader overleed toen ik vijf jaar oud was. Tijdens de reis waarin ons gezin gedwongen terugkeerde naar Nederland vanuit Indonesië. Samen met mijn moeder, grootouders, broertjes en zusjes ging ik in Hilversum wonen. Dat ging prima, tot we verhuisden naar Bodegraven en opeens een voogd kregen toegewezen. Het leek een aardige man, hij was getrouwd en het hoofd van de jongensschool.Die voogd kwam steeds vaker bij ons thuis. Mijn moeder was weduwe en hij zag haar wel zitten. Toen hij op een dag met mijn moeder van boven kwam, vroeg ik: ‘Is mama ziek of zo?’ Het hoort niet, dacht ik. Maar daar mocht je als jong meisje niks over zeggen. Ik moest mijn mond houden.

Hij bleek losse handjes te hebben.

Dat begint met een klopje op je schouder, een aai over je rug en steeds verder. Ik vond dat niet kunnen en sloeg van me af. Toen kwam maatschappelijk werk langs, ik werd als onhandelbaar bestempeld en op mijn twaalfde uit huis geplaatst. Na een paar maanden mocht ik weer terugkomen.

Ik was de oudste thuis en een mondig meisje. Kattig, vertelde mijn zusje later. Niet brutaal tegenover mijn moeder of mijn opa en oma, absoluut niet. Maar als iets me niet zinde, dan zei ik het gelijk. Ik denk dat het mij heeft gered van misbruik, dat ik mijn mond opendeed.

Over de meisjes van de Goede Herder

Hard werken zonder enige vorm van betaling. Naaien, wassen, strijken en schoonmaken, zes dagen per week. Onder strikt toezicht en continue bedreiging van straf en eenzame opsluiting. Het overkwam zo’n vijftienduizend meisjes in Nederland tussen 1860 en 1978. Zij werkten in de wasserijen en naaiateliers van de Zusters van de Goede Herder. Vrijwel allemaal werden ze op last van de kinderbescherming in deze instellingen geplaatst. Vaak na het overlijden van een ouder, huiselijk geweld, verwaarlozing of seksueel misbruik.

De meisjes leefden afgesloten van de buitenwereld in een instelling met hoge muren. Ze mochten niet met elkaar praten en kregen geen onderwijs. Wie wegliep werd door de politie teruggebracht.

Lees meer in dit Univers-verhaal.Ik zat duidelijk in de weg van die voogd. Hij heeft het zusje dat na mij kwam wel tussen de benen gezeten en ik denk dat mijn moeder een relatie met hem had. In die tijd was een voogd het gezag, die man had zo verschrikkelijk veel macht. Kennelijk durfde mijn moeder er niet tegenin te gaan.

Uiteindelijk was ik blijkbaar nog steeds niet te hanteren thuis, want ik werd naar de Goede Herder in Zoeterwoude gestuurd. Veertien was ik. En opstandig, vreselijk opstandig. Die nonnen werden aangesproken met moeder. Nou, dat deed ik niet. Dat was niet mijn moeder! Vervolgens werd ik opgesloten in de isoleercel. Op retraite, noemde ik het.

Toen ik op een dag ergens een rode hoed vond, zette ik die op naar de kerk. Vond ik leuk. Nou, dat heb ik geweten. Ik mocht weer op retraite.

De isoleercel was een klein kamertje met tralies.

Vlakbij de wasserij, ik hoorde de geluiden en het praten. De meisjes die langs de cellen liepen fluisterden je naam en wensten je sterkte.

Joyce in haar tienerjaren

Joyce in haar tienerjaren

De eerste twee jaar heb ik grotendeels in de isoleerkamer doorgebracht, daarna was ik aardig in het gareel. Ik kreeg kalmerende medicatie, dan gaat het leven een beetje langs je heen. Je bent net een robot. Je doet wat ze zeggen. De gangen boenen op je knieën, lange uren in de wasserij en achter de naaimachine. Negen uur per dag, zes dagen per week.

Je eet wanneer ze het zeggen, gaat naar het toilet wanneer ze het zeggen en dan ga je naar bed. Dat is het. Je bent nooit alleen en mag geen privé dingen vertellen van thuis. Dan zei de zuster dat je het algemeen moest houden.

Je verliest stukje bij beetje jezelf.

In het begin had ik heel lang haar, maar dat werd steeds korter. Dat was makkelijker. Haren wassen mocht één keer in de veertien dagen. Je stond in een rij en hing een voor een voor boven een bak. Een kan water eroverheen, snel een beetje shampoo, weer een kan water en dat was het. Vaak zat er nog shampoo in je haar. Als je tussendoor stiekem je haren probeerde te wassen met koud water, dan kon je op retraite.Ik voelde me klein en vernederd. Dacht vaak: wat heb ik nou misdaan dat ik word opgesloten? Want je kon geen kant op. Dat heeft me jarenlang bezig gehouden.

Pas op mijn negentiende mocht ik weer naar huis. Ik kwam in een vreemd gezin terecht. Ik was het ontgroeid. In die jaren bij de Goede Herder had ik heel weinig contact met familie. Nooit heb ik het idee gehad: dat zijn mijn zussen. Ik hoorde er niet bij, bleef altijd een beetje afstandelijk. Nu nog.

De jaren in Zoeterwoude hebben mij gevormd.

Vijf jaar lang geen fysiek contact, geen knuffel, niks. Dat moest ik echt leren toen ik thuiskwam. Als mensen mij een zoen willen geven, sta ik al met mijn hand vooruit. Niet aan me zitten als het niet nodig is!

Ook mijn kinderen vinden mij bij tijd en wijle heel afstandelijk. Ik heb het wel altijd geprobeerd, maar ik vind het moeilijk om me bloot te geven aan een ander. Om te zeggen: ‘ik hou van jullie’. Dat is voor mij een moeilijk punt. Terwijl ik ontzettend veel van ze houd.

Joyce Geraeds Thesingh. Foto: Ton Toemen

Foto: Ton Toemen

Fysiek hebben de jaren bij de nonnen ook hun sporen achtergelaten.

Toen ik in Zoeterwoude terecht kwam bleef mijn menstruatie weg. Ik denk door de stress. Het is al die jaren weggebleven. Pas toen ik in een stabielere situatie terechtkwam begon het weer. Maar nooit regelmatig. Het heeft jaren geduurd voor ik zwanger werd.

Ook heb ik mijn hele leven last gehad van mijn darmen. Bij de nonnen mocht je alleen op gezette tijden naar het toilet. De rij was lang en de pauze kort, dus niet iedereen kwam aan de beurt. Als het eindelijk zover was had je kort de tijd en dan moest je er weer vanaf. Was je nog niet klaar, dan had je pech. Ik hield het vaak op en zat dan de rest van de dag te wiebelen op mijn stoel.

Na het ontslag uit Zoeterwoude ben ik heel snel getrouwd om uit huis te komen. Hij bleek een man met veel regels en weinig empathie. Ik moest me weer aanpassen. Als ik het lef had om tegen hem in te gaan, dan kreeg ik een standje.

Hij had de gewoonte om een dag of tien voor kerst het jaar met mij door te nemen. Dan had hij een blocnote voor zich en daar waren wat punten opgeschreven, die gingen over mij. Wat ik in het afgelopen jaar verkeerd had gedaan en wat beter kon. De eerste keer denk je, hij maakt een grapje. Maar dat is niet zo. Ik heb het al die jaren geaccepteerd. Ons huwelijk heeft met vallen en opstaan toch nog 27 jaar geduurd.

Ik verloor mezelf in dat huwelijk, net zoals ik mezelf verloor in Zoeterwoude.

Pas jaren later kom je in opstand en denk je: ho eens even, dit wil ik niet. Dan word je weer een beetje jezelf.

Kort na mijn scheiding overleed mijn moeder, niet lang daarna ben ik in een diep gat gevallen. Er komen zoveel dingen naar boven. Vooral gedachten over mijn moeder. Ik heb haar lang uit het diepst van mijn hart gehaat. Dat ik dacht, wat heb ik misdaan in jouw ogen dat je mij uit huis liet plaatsen?

Ik ben gaan drinken. Eerst één glaasje, daarna twee en als snel werden het hele flessen wijn. Tot ik op een gegeven moment wakker werd in de kleren die ik al dagen droeg en niet meer wist waar ik was. Nou is het goed fout, dacht ik.

Toen heb ik mezelf toegesproken in de spiegel. ‘Het is gebeurd, je kan de tijd niet meer terughalen. Het is zoals het is.’ Met heel veel pijn en moeite ben ik uit die put gekropen. Dat heeft jaren geduurd. Maar je moet het verleden loslaten, anders kun je niet door.

Mijn tijd bij de Goede Herder had ik heel ver weg gestopt.

Totdat ik er onlangs iets over zag op televisie. Toen kwam alles weer naar boven. Maar ik voel niet meer die eenzaamheid van toen. Ik heb goed contact met mijn kinderen en kleinkinderen, daardoor voel ik me bevoorrecht. En nu ben ik mijn eigen baas. Ik ga alleen op reis. Woon ook heel bewust alleen, samen met mijn hond. Ik kan doen en laten wat ik wil. Als ik ergens geen zin in heb, dan doe ik dat niet. Ik hoef het aan niemand meer te vragen.”

De volledige naam van Joyce is bekend bij de redactie van Univers.Univers sprak ook met Joke de Smit, Lies Vissers, Paula Vrij en Joke Vermeulen over de diepsnijdende gevolgen van hun tijd bij de Goede Herder. Klik op de foto’s hieronder om hun verhalen te lezen.

Joke de Smit

Joke de Smit

Lies Vissers

Lies Vissers

Paula Vrij

Paula Vrij

Joke Vermeulen

Joke Vermeulen

Dwangarbeid

 

Volgens emeritus hoogleraar victimologie Jan van Dijk (Tilburg University) was er in de instellingen van de Goede Herder overduidelijk sprake van jeugddwangarbeid en mensenhandel.

De overheid was verantwoordelijk voor deze kwetsbare kinderen en had hen moeten beschermen, zo stelt Van Dijk. Hij steunt de meisjes van de Goede Herder in hun strijd voor erkenning en herstelbetalingen. Lees alles over die strijd in dit Univers-verhaal.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.