Mijn vriendin (1)
Mijn vriendin is binnenhuisarchitect. Laatst was zij bij mij op bezoek en omdat zij van nature erg romantisch is, had ik een kaarsje aangestoken en een wijntje ingeschonken. Bovendien onderhield ik haar met een verhandeling over Duitse expressionistische films uit de jaren twintig van de vorige eeuw, die duidelijk in het verlengde liggen van de romantiek in haar donkere zetting. Maar ik dwaal af. Halverwege mijn voordracht dwaalde haar aandacht eveneens af. Steeds onrustiger liet zij haar ogen door mijn kamer gaan. Ze begon dingen te verschuiven die binnen handbereik stonden, ze stond op en liep rond, ze praatte in zichzelf en spoedig ook tegen mij.
Die salontafel van mij, die kon dus echt niet meer. Zo out of date. Die kon ik beter vervangen door een postmoderne draagconstructie met een schuin aflopende bakelieten tafelblad in de kleuren paars-groen. Die waren nu trouwens in de aanbieding. Met vier zitzakken van grijsachtig wit skai, bedrukt met pop art-zeefdrukken van de tante van Andy Warhol. Ook de lampen moesten eruit; die moesten op zijn minst art deco zijn. Er moest een tussenmuurtje worden uitgebroken en – let nou even op, lieverd – er moest een wandbedekkende boekenkast komen die tevens ruimte bood aan een eigentijdse tv met toebehoren. Dan kon die voorwereldlijke bolle beeldbuis die ik nu had eindelijk ook eens de deur uit. Die deur moest trouwens ook op een andere plaats komen.
En zo wervelde zij voort, met mij in haar voetspoor, steeds zenuwachtiger dingen terug op hun plaats zettend. Veel van wat ze zei drong dan ook niet goed tot me door. Ik begreep wel dat er heel wat aangepast en veranderd ging worden. Mijn interieur zou helemaal state of the art worden. Maar dan moest dit ding ook weg, en dat moest anders, en dat ook. Dit hier zou er zeker uit moeten, en dat al helemáál, en dat daar toch eigenlijk ook wel. Het schilderij mocht blijven hangen.