Dodemansreis
Lekker, een weekje er tussenuit. De herfstvakantie kon gevierd worden, en mijn vader en ik gingen hier eens heel goed gebruik van maken. We hadden een busreis geboekt die nog goedkoper was dan een gemiddeld paar schoenen en ik en mijn portemonnee hadden ontzettend veel zin om te vertrekken. Ik zag het toen nog rooskleurig voor me; uitwaaien aan de kust van Engeland, geen tentamens of deadlines of overvolle agenda’s, en als spreekwoordelijke kers op de taart een dagje naar Londen om het bespaarde geld lekker over de balk te smijten.
Helaas, was het maar zo’n feest.
De betreffende bus naar Dover vertrok om half twaalf ’s avonds. Ik was ontzettend zenuwachtig, want naast rijden in het pikkedonker ben ik ook al niet zo’n fan van grote bussen en onbekende chauffeurs. Mijn vader en ik stonden met onze tassen te wachten in de stromende regen, en we veronderstelden vol goede moed dat we de enigen waren die op deze plek zouden opstappen. Maar niets bleek minder waar: toen de bus verscheen, kwamen er tientallen mensen aangehold die zich in het grote voertuig drongen. Mijn vader en ik – allebei redelijk overrompeld – konden alleen maar toekijken en hopen dat er een plekje over zou zijn waar we naast elkaar konden zitten. Ook die hoop bleek tevergeefs. Vaderlief zat naast een dikke, snurkende en vooral onaangenaam geurende mevrouw en ik mocht een halve stoel bezetten naast een meisje dat zich niet schroomde eens lekker uitgebreid (en vooral letterlijk uitgebreid) te liggen slapen.
Tot overmaat van ramp bleek de buschauffeur een weggelopen karakter uit de stripverhalen van Asterix en Obelix, zo een met immense, witte snor en nog grotere buik. Hij bestuurde de bus op excentrieke wijze en ik vroeg me af of hij suïcidale neigingen had; de bochten nam hij te laat, te ruim of te krap, vrachtwagens moesten onwijs afremmen wanneer hij ze de pas afsneed en de rem leek hij maar overbodig te vinden. Het verbaasde me dan ook dat we heelhuids aankwamen bij de boot, waarmee we de overtocht naar het beloofde Engeland zouden maken. Anderhalf uur later was ik in ieder geval erg opgelucht dat ik met beide benen op vaste grond stond.
Mijn vader en ik hadden allebei een trauma opgelopen aan de reis en we konden ons er niet toe zetten de dagen erna iets actiefs te ondernemen. Wanneer ik voorstelde met de trein naar Londen te gaan, kreeg mijn vader kippenvel tot aan zijn tenen en wanneer hij vroeg of ik met de stadsbus mee naar een nabijgelegen dorpje wilde, voelde ik de braakneigingen al omhoog komen. We hebben zeker ons weekje rust gehad, want meer dan een boek lezen hebben we uiteindelijk niet gedaan.
En we moesten ook nog terug.