Het is weer zo’n zondag in de UB

Krakende stoelen, tevergeefs tegenstribbelende muizen, eenzame toetsenborden die stille getuigen zijn van betekenisloze, overbodige woorden. De mensen ademen niet maar hoesten, drinken en staren naar woorden en grafieken die ze over een paar dagen al vergeten zijn. Af en toe staat iemand op en verdwijnt triomfantelijk met jas uit beeld. Verdwaasde jongens lopen langs met flesjes water, een velletje papier of de armen keurig langs het lijf. Meisjes dartelen in willekeurige lijnen met giechels in de mond. Soms komen er groepjes, die al te familiair doen in dit kale niemandsland.

Het is weer zo’n zondag in de UB. Ik probeer iets te schrijven, maar die drie biertjes van gisteren vallen me zwaar. Het meisje links tegenover me typt razendsnel. Ze glimlachte naar me, toen ze ging zitten. Terwijl we elkaar niet in het minst kennen. Onze relatie is er één van gezien in college. Ze typt vast een paper over risicoverdeling bij bedrijfsovernames door een BV, of iets over mensenrechten. Een academisch werkje pur sang, dat binnenkort door één ander mens vluchtig doorgebladerd wordt en in de worp naar de prullenbak bekroond met een acht.

Ik zit hier nu al zeker een uur, lang genoeg om een pauze te rechtvaardigen. Mijn wazige hoofd snakt naar koffie, dubbele espresso uit de nieuwe automaten. Ik sta op en draai mijn lichaam 180 graden. Zo vermijd ik oogcontact met andere studenten aan deze tafel. Dat blijft awkward: ook na zes jaar rondgeslenterd te hebben in deze tombe van de tentamen- en scriptiefabriek, heb ik nog altijd geen klare etiquette kunnen ontdekken. De situaties zijn ondraaglijk ambigue: is dit nu de perfecte gelegenheid om te flirten, moet ik ongeïnteresseerd wegkijken, kan ik me hier ooit nog vertonen als ik nu niet glimlach? Of maak ik mezelf onsterfelijk belachelijk als ik wél (schaapachtig) grijns?

Eenmaal boven blijkt de kantine lelijk gevuld met lawaai. Neergestreken studenten bedienen zich van rammelende argumentaties, schaamteloze naïviteit, schermen met geveinsde intelligentie, verdrinken in het eigen ego. Jawel: ze praten vol overmoed over doodeenvoudige bachelor vakjes, de zo mogelijk nog eenvoudiger stel mastertoetsjes, zielloze scripties die menig strikdiploma nauwelijks overtreffen, seksuele succesjes die zelfs op de schaal van het eigen leven de voetnoot niet waard zijn, en grinniken om domme grappen.

Voor me stoppen twee jongens bij de koffieautomaten. Ik snel erlangs en zet geld op mijn pasje. Eenmaal terug bij de zwartgoudfabriek valt het me pas op. Twee A4-vellen: Buiten gebruik. Verbeten schiet ik de buitenlucht in. Nog meer studenten zonder koffie, des te meer sigaretten. Geen bekende te zien. Daar zonder koffie in mijn linker- en dan weer rechterhand te gaan staan, is wel erg vormloos. Vertwijfeld loop ik de trap af, sla linksaf. Een plotselinge gedachte: de Mensa – die is open in het weekend. Prachtig, ik kan mijn gezicht nog redden. Ik zál koffie drinken.

De wandeling erheen mompel ik: de lichten zijn aan, maar waar zijn de mensen? Gespannen loop ik naar de deur (ik weet zeker dat de rokers me naar de Mensa zien lopen. Als het dicht is… hoe ziet dat er uit van een afstand?). De deur gaapt me aan. Geen beweging of geluid. Wat is dit voor grap? Ook hier een kaal, afgetrokken A4vel: Proef weekendopenstelling. Open van 16.00-20.00u. Het is pas tien over drie. Verdomme. Ik slenter terug. In de krakende bureaustoel staar ik gefrustreerd naar mijn Facebook-tijdlijn. Het meisje recht tegenover me geeuwt. Ik ben geen haar verder.

Weer een dag verspild.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.