Esther de Vries: ‘Van het individuele contact met patiënten heb ik veel geleerd’

Esther de Vries: ‘Van het individuele contact met patiënten heb ik veel geleerd’

Wetenschappers aan de universiteit zijn echte duizendpoten. Ze geven les, doen onderzoek en hebben daarnaast vaak nog talloze nevenfuncties. En daar zitten soms wel hele bijzondere tussen. In deze miniserie gaat Univers in gesprek met drie wetenschappers over hun bijbaantje. Deze week: Esther de Vries, hoogleraar ketenzorg en onderzoeker in het Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis.

Hoe bent u in het Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis terecht gekomen?

‘Ik ben van huis uit kinderarts en gespecialiseerd in het immuunsysteem en vooral in de verminderde werking daarvan. In deze functie heb ik jarenlang als behandelend arts in ziekenhuizen gewerkt. Vanaf het begin heb ik echter ook onderzoek gedaan, vooral op het gebied van mijn specialisatie. Zo was ik gaandeweg steeds minder bezig met de patiënten en steeds meer met onderzoek, later ook beleidsmatig. Ruim twee jaar geleden werd ik door het Elisabeth-Tweesteden ziekenhuis gevraagd om daar als onderzoeker een speerpunt Immunologie te helpen neerzetten.’

Wat onderzoekt u precies?

‘Ik doe inmiddels niet zoveel onderzoek meer naar de ziektes van het immuunsysteem zelf, maar naar de stappen om tot de juiste diagnose te komen. Met andere woorden: hoe kom je erachter of iemand wel of niet een afweerstoornis heeft? Het gaat hierbij om zeldzame ziektes. Een arts in een niet gespecialiseerd ziekenhuis zal een dergelijke ziekte waarschijnlijk maar een paar keer in zijn of haar loopbaan tegenkomen. Toch is het belangrijk deze op tijd te ontdekken om toenemende schade voor de patiënt te voorkomen. Het is immers niet de bedoeling dat je er nooit achter komt wat je hebt, en niet goed behandeld wordt, omdat het niet wordt herkend. Daarom spits ik me toe op de vraag: hoe kun je deze ziektes ontdekken zonder zelf expert te zijn?’

U onderzoekt dus medische aspecten maar kijkt hierbij ook naar beleid en naar bijvoorbeeld het gebruik van big data?

‘Ja, het zit meer in de preventieve hoek en dan vooral in het herkennen van afwijkende patronen. Je spitst je meer toe op de patiënt zelf, ook wel gepersonaliseerde zorg genoemd. De grootste gemeente deler van de patiënten is goed af met een algemeen plan. Er zijn echter patiënten waarbij dat niet zo is. De vraag is, hoe pik je die eruit en geef je ze de zorg die ze nodig hebben?’ 

Foto: Ton Toemen

Foto: Ton Toemen

Hoe ziet een typische dag van u eruit?

‘Er zijn geen typische dagen. Vroeger, toen ik nog arts was, was het simpel. In de ochtend was er een overdracht, daarna spreekuur, visite lopen op de afdeling en dan had je in de avond weer een overdracht. Maar dat is nu niet meer. Er vindt veel overleg plaats, bijvoorbeeld met mensen uit het ziekenhuis of het laboratorium. Ook ben ik bezig met mijn promovendi om onderzoeken te bespreken. Daarnaast schrijf ik abstracts voor artikelen en subsidievoorstelen. Elke dag is weer anders.’ 

Waar komt deze passie vandaan?

‘Dat is een lastige vraag. Ik was altijd al iemand die niet zomaar, oneerbiedig gezegd, een kunstje wilde leren. Ik stelde altijd de vraag waarom iets op een bepaalde manier wordt gedaan en of dit niet beter kon. En ik heb ook altijd over muren heen gekeken naar andere vakgebieden. Dat heeft mij gebracht waar ik nu ben.’

Waarom is uw werk belangrijk?

‘Uiteindelijk gaat het om de patiënt. Je wil de patiënt een betere kwaliteit van leven geven door betere kwaliteit van zorg te bieden. Dit heeft ook implicaties voor de maatschappij. Als je beter voor de patiënt zorgt, heb je over het algemeen minder kosten. Je hebt gelukkigere mensen die beter mee kunnen in de maatschappij. Uiteindelijk ben ik arts geworden omdat ik mensen wil helpen.’

Tilburg University is geen medische universiteit. Is dit werk wel goed te combineren?

‘Jazeker, juist omdat ik niet meer met de puur medische aspecten bezig ben wel. En daarnaast denk ik dat de zorg beter wordt als we medische kennis combineren met de kennis die in deze universiteit aanwezig is. Juist het combineren van kennis over wet- en regelgeving, communicatie, psychologie en sociologie – als je dat alles combineert met medische kennis, kom je heel ver.’

Over Esther de Vries

Van 1997 tot 2016 werkte zij als kinderarts in het Jeroen Bosch Ziekenhuis, waar zij haar eigen onderzoekslijnen opzette. Geleidelijk heeft de focus van haar interesse zich verplaatst naar research en research management. Tot 2017 was zij Decaan Wetenschap bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis, sindsdien is zij daar Coördinator Data Science. Sinds 2014 is zij ook bijzonder hoogleraar bij Tilburg University met als leeropdracht Ketenzorg met speciale aandacht voor downsyndroom en het immuunsysteem.

Mist u de tijd als kinderarts?

‘Inmiddels niet meer. Als kinderarts werk je dag en nacht en ben nooit helemaal vrij. Maar dat heb ik langzaam afgebouwd. Wat ik nu doe is een gevolg van wat ik toen heb gedaan, geleerd en meegemaakt. In het begin miste ik dat wel. Maar ondertussen doe ik zoveel anderen dingen waarvan ik denk dat ze nuttig en interessant zijn, dat dat niet meer speelt.’    

Wat is u het meeste bijgebleven tot nu toe?

‘Als ik mijn gehele loopbaan bekijk: het individuele contact met sommige patiënten. Daar heb ik veel van geleerd. Dat waren over het algemeen patiënten met ernstige aandoeningen of zelfs kinderen die overleden zijn. Dat is me wel bijgebleven.’

Bijzondere nevenfuncties

In deze driedelige miniserie vertellen wetenschappers over hun bijzondere nevenfuncties. 

 1. Nicola Jägers: ‘Eigenlijk moet niemand het College leuk vinden, we zijn er om misstanden aan te kaarten’

2. Esther de Vries: ‘ Van het individuele contact met patiënten heb ik veel geleerd’

 

 

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.