Duurzamer en welvarender leven? Dan moeten we juist groeien, zeggen ecomodernisten
Steden puilen uit, de biodiversiteit holt achteruit en het klimaat slaat op hol. Om de aarde te redden moeten we minderen of zelfs stoppen met groeien, roepen klimaatactivisten. Nee, zeggen ecomodernisten. We moeten juist méér groeien om het leven duurzamer en welvarender te maken.
Ralf Bodelier is filosoof en actief binnen het ecomodernisme. Hij gelooft dat méér groei het antwoord vormt op toenemende problemen als wereldwijde armoede, verlies aan biodiversiteit en de opwarming van de aarde. Reyer Gerlagh, milieu-econoom aan Tilburg University plaatst echter kritische noten bij dat verhaal.
Vooropgesteld: Bodelier is zeker geen klimaatontkenner, want dat de aarde opwarmt door toedoen van de mens staat buiten kijf, vindt hij. Bodelier is medeauteur van boeken als Ecomodernisme, het nieuwe denken over groen en groei en Meer: hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt. Daarin pleit hij voor een sterkere overheid en meer technologie om bestaande problemen aan te pakken, dus meer kernenergie of gentechnologie bijvoorbeeld.
Techniek is onze redding
We moeten minder naar alarmisten en romantische dagdromers luisteren en meer naar de cijfers kijken, denkt Bodelier in navolging van de vermaarde Zweedse statisticus Hans Rosling. Ecomodernisten verwijzen graag naar Rosling, die met cijfers wilde aantonen dat we helemaal niet als lemmingen afstevenen op de rand van de klif.
‘De statistieken laten zien we op thema’s als armoede en milieu veel meer vooruitgang boeken dan we denken en dat de bevolkingsgroei bovendien sterk afvlakt, betoogt Bodelier. ‘Maar nog belangrijker is dat technologie niet ons einde betekent, maar ons juist zal redden, als ze wordt ingezet door een sterke en sociale overheid’, stellen de ecomodernisten, geheel in de geest van de achttiende-eeuwse Verlichtingsdenkers.
Activisme
In hun boeken richten de ecomodernisten hun pijlen op klimaatactivisten zoals Greenpeace en Extinction Rebellion. Die zouden in hun ogen te dogmatisch vasthouden aan vermindering van groei. Ook is er een beweging die vindt dat we moeten stoppen met groeien. Om uitputting van de aarde te voorkomen, pleit de zogenaamde degrowth-beweging voor radicale economische krimp.
Econoom Reyer Gerlagh maakte zich afgelopen jaren sterk voor de klimaatbeweging, als panellid van het IPCC, de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering van de Verenigde Naties, én als activist. Gerlagh is het ten dele eens met de opvattingen van Bodelier en de zijnen: ‘Waar ecomodernisten gelijk in hebben, is dat economische groei heel veel positieve krachten losmaakt. Tien, twintig jaar geleden ging niemand er vanuit dat elektrisch autorijden een optie was vóór 2030. Nu zien we dat het wel mogelijk is en zijn veel mensen om. En dat geldt ook voor zonnepanelen. Die zijn onverwacht veel goedkoper geworden.’
Doorgroeien?
Stoppen met groei, zoals de degrowth-beweging voorstaat, is daarbij niet aan de orde, denkt Gerlagh. Hij sluit zich liever aan bij het pleidooi dat Barbara Baarsma onlangs hield aan onze universiteit, want: ‘Waarom je zou willen ontgroeien als doel op zich? Het doel is vergroenen,’ stelt Gerlagh: ‘Als degrowth de uiteindelijke consequentie is, dan accepteren we dat. Maar je zult zien dat je niet hóeft te stoppen met groeien. De hele roep om degrowth is gebaseerd op de veronderstelling dat het de enige mogelijkheid is om te vergroenen. Ik zou zeggen: begin met groen, en dan komt die groei vanzelf.’
Daar denkt Bodelier toch anders over. Groei, ook wanneer deze niet groen is, is de enige manier om mensen in minder welvarende landen uit de armoede te halen. Arme landen als Algerije, Mozambique en Nigeria beschikken over rijke natuurlijke hulpbronnen, zoals olie en gas: ‘En dan zeggen wij in het westen dat ze die bronnen niet meer mogen inzetten om de welvaart naar een hoger niveau te tillen. Dat is moreel niet juist,’ vindt Bodelier. ‘Als fossiele brandstof daarbij levens kan redden, dan moeten we dat doen.’
Schone technologie
Bodelier neemt uitdrukkelijk afstand van het pessimisme van klimaatactivisten, door te benadrukken wat milieubeleid tot nu toe heeft bereikt sinds milieu en klimaat op de politieke agenda staan, onder andere door het verschijnen van het rapport De grenzen aan de groei dat in 1972 werd uitgebracht door De Club van Rome: ‘De westerse wereld is veel schoner dan vroeger. Het probleem met de zure regen hebben we opgelost, de rivieren zijn veel minder vuil geworden en de Europese handel in CO2-emissies heeft de uitstoot drastisch verminderd. Wat in het Westen is gelukt, kan ook lukken in Afrika en Azië’.
‘Duurzame ontwikkeling kan niet zonder schone technologie,’ stelt Bodelier daarom. Hij gelooft dat technologie op den duur zo schoon wordt dat het niet meer ten koste hoeft te gaan van het klimaat of het milieu: ‘In de nieuwste generatie kernreactoren kan het huidige kernafval worden hergebruikt. Met gentech kunnen we gewassen zo goed beschermen tegen insecten dat we nog maar amper bestrijdingsmiddelen nodig hebben.’
Vooruitgangsdenken
In Bodeliers laatste boek Lang leve de mens, redden we het ook met 10 miljard? pleit hij voor een optimistische benadering van de bevolkingsgroei en verstedelijking. Mensen trekken niet alleen naar steden omdat ze een uitweg vormen voor de armoede op het platteland: ‘Steden zijn broedplaatsen van creativiteit en innovatie die de mensheid we broodnodig heeft om de sociale en ecologische problemen te verslaan.’
Maar volgens Gerlagh is dat positivisme gebaseerd op wensdenken: ‘Ik zie een hoop optimisme bij deze groep, maar is die ook gefundeerd? Wie kan zeggen dat alle problemen met nieuwe technologie kunnen worden opgelost? Het is vaak een excuus om op de oude voet door te gaan. Er zijn geen simpele oplossingen voor problemen als de opwarming van de aarde.’
Voorzorgsprincipe
Gerlagh: ‘We hebben hele ecosystemen verwoest op deze planeet, door ondoordacht handelen.’ Daarom is hij voorstander van het zogenaamde voorzorgsprincipe. Als je een goede reden hebt om te vermoeden dat er in de toekomst grote schade wordt aangericht, kun je beter wachten met het op grote schaal toepassen van die technologie.
‘Daarmee houd je juist heel veel innovatie tegen,’ denkt Bodelier: ‘De milieubeweging vindt zichzelf progressief, maar in wezen is dat een conservatieve houding. Stel je voor dat we het voorzorgsprincipe hadden toegepast bij technologie die nu heel ingeburgerd is, zoals de auto, kunstmest of elektriciteit, dan waren die nooit toegelaten.’
Volgens Gerlagh is dat een te simpele voorstelling van het voorzorgsprincipe: ‘We zijn doorgeschoten in een anti-voorzorgsprincipe. Nu moet de milieubeweging bewijzen dat iets schadelijk is vóór er maatregelen komen. Die eis is onredelijk, want lobbygroepen voor een nieuwe technologie kunnen heel eenvoudig twijfel zaaien. De bewijslast moet meer in balans.’
Eerlijk delen
Op een aantal punten zijn Bodelier en Gerlagh het opvallend genoeg wel met elkaar eens: groene groei kun je niet alleen overlaten aan de markt. Juist de overheid zal innovaties die bijdragen aan een duurzamer economie moeten stimuleren, en zelfs aanjagen. En de overheid zal vervuilende activiteiten moeten afremmen. De succesvolle handel in emissierechten is daar een goed voorbeeld van, vinden beiden.
Ook zien ze allebei een bedreiging in de ongebreidelde rijkdom van een kleine groep. Bij de transitie naar een duurzamere wereldeconomie dreigen grote groepen mensen onder de armoedegrens de dupe te worden van de miljardairs, met een onevenredig grote toegang tot nieuwe hulpbronnen en een onevenredige invloed op de democratie. Een eerlijkere verdeling van de welvaart, democratische invloed, en toegang tot betrouwbare en betaalbare hulpbronnen en energie is voor zowel Bodelier als Gerlagh een eerste vereiste.