Verliezen om te overleven: voetbal in Afrika

Ghana was op het WK 2010 in Zuid-Afrika het enige Afrikaanse land dat de kwartfinales haalde. En dat terwijl de supporters met man en macht de longen uit hun vuvuzela’s bliezen. Verwonderlijk is het niet, volgens “Dr. Football” Arnold Pannenborg.  Het Afrikaanse voetbal gaat aan geweld, corruptie en tovenarij ten onder.

Onlangs promoveerde de journalist en cultureel antropoloog aan de UvT op zijn proefschrift Big Men playing football. Pannenborg: “Voortaan ga ik door het leven als Doctor in de Sociale Wetenschappen of, wellicht een tikkeltje waarschijnlijker, als ‘Dr. Football’.” Tussen 2008 en 2011 was hij geregeld in Ghana en Kameroen te vinden voor zijn onderzoek naar het voetbal in Afrika. Daarbij was hij uitsluitend in één ding geïnteresseerd: hoe halen de Big Men symbolische, economische en sociale winst uit het voetbal? De Big Men, dat zijn de machtige mannen achter de schermen, clubvoorzitters en leden van voetbalbonden. En die hebben zelden schone handen, ontdekte Pannenborg.

Corruptie en geweld

“Het lijkt allemaal heel toegankelijk en aardig, het Afrikaanse voetbal, maar achter de schermen stinkt het behoorlijk,” vertelt Pannenborg aan Univers. Rijke en machtige mannen, waaronder zakenlui, politici en hooggeplaatste militairen, besturen de Afrikaanse voetbalclubs als ware dictators. Tegenspraak wordt niet geduld. Om zoveel mogelijk financiële winst en aanzien te vergaren wordt geen middel geschuwd. Corruptie en geweld komen volgens Pannenborg op alle mogelijke niveaus van het Afrikaanse voetbal voor.

“Het komt voor dat het verloop van de competitie vanaf het begin al vaststaat,” zegt Pannenborg. “Bondofficials en clubofficials werken veel samen en spreken geregeld van te voren af welke teams promoveren en degraderen. Je wordt als supporter in de maling genomen.” Fair play, daar hebben de Big Men niet zoveel mee op. Hoe meer wedstrijden je wint, hoe meer geld er binnen komt: daar draait het om.

Naast omkoping is geweld een middel dat vaak wordt gebruikt om wedstrijden te beïnvloeden. “In Ghana heb je een club, Berekum Arsenal, dat team was thuis vijf jaar lang ongeslagen. De laatste tegenstander die daar heeft gewonnen moest honderd soldaten meenemen. Zodra een uitteam in het stadje Berekum verschijnt wordt de spelersbus bekogeld door woedende supporters en worden spelers geïntimideerd. De tegenstander denkt dan al snel: laten we maar verliezen, anders komen we hier niet levend vandaan.”

Betoverde ballen en begraven beesten

Spirituele rituelen, juju of muti genaamd, zijn eveneens schering en inslag in het Afrikaanse voetbal. Ieder team heeft wel een witchdoctor tot zijn beschikking, die de spelers bijstaat met zalfjes en spreuken. Wat ook goed schijnt te werken: de resten van een dood dier op het voetbalveld begraven. “Zelfs middelbare schoolcompetities maken gebruik van juju,” vertelt Pannenborg. Dat leidt soms tot absurde taferelen. “Als de witchdoctor zegt dat een speler ongeluk brengt en beter buiten de lijnen kan blijven, dan verschijnt een elftal gerust met tien man aan de aftrap.”

Kunnen we hekserij beschouwen als een soort van doping? Niet echt, meent Pannenborg. “Het is eerder een vorm van sabotage. Met doping probeer je van een sporter een supermens te maken. Met hekserij ben je er alleen op uit om de ander slechter te maken, niet om jezelf te verbeteren.” En er is natuurlijk nog een verschil met doping: of de rituelen van de witchdoctors echt wedstrijden beïnvloeden, daarvoor bestaat geen wetenschappelijk bewijs. Neemt niet weg dat de Afrikaanse voetbalwereld heilig in hekserij geloofd. “Dus op de wedstrijdmentaliteit van de spelers heeft het zeker invloed.”

Big Men hebben vrij spel

Je zou verwachten dat de Fifa, de internationale voetbalorganisatie, wel ingrijpt. Voorzitter Sepp Blatter heeft Fair Play immers hoog in het vaandel staan. Maar dat valt vies tegen. “De Fifa houdt niet van politieke inmenging,” constateert Pannenborg droogjes. “Ze hanteren een non-interventiebeleid.”

Als overheden corruptieschandalen in het voetbal aan de kaak willen stellen, komt de Fifa meteen tussenbeide. Landen die toch een eigen onderzoek willen opzetten, lopen het risico door de Fifa geschorst te worden, zodat ze niet kunnen deelnemen aan grote toernooien. Die dreiging is meestal voldoende om overheden ertoe te bewegen hun onderzoek te staken.

En dat zou niet eens erg zijn als de Fifa vervolgens zelf ingrijpt. Maar dat gebeurt niet, concludeert Pannenborg. “Daardoor blijven de Big Men buiten schot. Overheden mogen niet ingrijpen en de Fifa wil niet ingrijpen. Zo houdt de Fifa corruptie mede in stand.”

Competities bloeden dood

Ondertussen kwijnt het Afrikaanse voetbal weg door misstanden en mismanagement. Er komen steeds minder sponsorgelden binnen. Spelers krijgen geen fatsoenlijk salaris en moeten trainen op versleten veldjes met slechte voorzieningen. Daardoor vertrekken getalenteerde spelers snel naar andere continenten en wordt het voetbal in Afrika steeds minder aantrekkelijk om naar te kijken. Halflege stadions zijn het gevolg.

En het trieste is: dat vergroot alleen maar de macht van de Big Men. Doordat de clubs financieel onzelfstandig zijn, worden ze steeds afhankelijker van de machtige mannen die de scepter zwaaien.

Een uitweg ziet Pannenborg dan ook niet. “Het is een vicieuze cirkel. In die zin is het voetbal in Afrika zeker een reflectie van de maatschappelijke verhoudingen en ontwikkelingen daar. De meeste mensen halen dan ook hun schouders op over de corruptie in het voetbal. Ze zijn daar zo gewend aan corruptie, de meesten zouden zich juist te pletter schrikken als dingen op een goede manier worden geregeld.”

De volledige versie van dit artikel staat in de komende Univers

Arnold Pannenborg, Big Men playing football. Money, politics and foul play in the African game. African Studies Centre, 2012.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.