Profiel nieuwe rector VU uit archieven Univers

Uit de archieven van Univers diepten we een profiel op van de nieuwe rector magnificus van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Van der Duyn Schouten was bijna tien jaar rector aan de Universiteit van Tilburg en daarvoor was hij decaan van de economische faculteit van Tilburg.

‘Thuis piepten we niet snel als er wat gevraagd werd’

Een veertigurige studieweek voor studenten. Je hoeft geen saaie nerd te zijn om dit ideaal waar te maken. Kroeg, sport en vereniging lijden niet per se onder zo’n vlijtig studentenbestaan, is de overtuiging van rector Frank van der Duyn Schouten. Zijn eigen studietijd bewijst dat: 45 uur per week studeren, maar ook zaalvoetballen en elke donderdag naar de sociëteit. “Je maakt mij niet wijs dat dit anno 2002 niet meer kan.”

“Wat een arrogante man.” De oud-letterenstudent zegt het tijdens de lustrumviering van de faculteit eind vorig jaar in de aula met nauwelijks verholen afkeer. Ze heeft het over KUB-rector magnificus Frank van der Duyn Schouten, die tijdens de afsluitende forumdiscussie geen blad voor de mond neemt. Studenten in Tilburg moeten goed zijn en hard werken is de boodschap die hij al jaren verkondigt en dus ook nu. Twee citaten van die dag: ‘scholieren met een zesje voor Nederlands of Economie kunnen we hier niet gebruiken’ en: ‘juist als je het vreselijk druk hebt, kun je er veel bij hebben. Dat geldt ook voor studenten’.

Met dit soort uitspraken maakt Van der Duyn Schouten zich niet bij iedereen geliefd, maar schept hij wel duidelijkheid over de koers van de KUB. Tilburg kiest voor kwaliteit en niet voor kwantiteit als het gaat om onderwijs. Heeft dan ook als enige universiteit van Nederland een duidelijk plafond geformuleerd voor het aantal studenten dat men verantwoord en op een hoog niveau denkt te kunnen onderwijzen: tienduizend en geen kip meer. Waarschuwt scholieren met interesse voor de KUB tijdens voorlichtingsbijeenkomsten dat lanterfanten en aanklooien in Tilburg echt niet geaccepteerd worden. Zal de mogelijkheden tot selectie van studenten voor en tijdens de studie zoveel mogelijk benutten. Durft zich te presenteren als topuniversiteit die liefst ook zoveel mogelijk topstudenten wil aantrekken.

Het is de lijn van het hele college van bestuur, dus ook van collegevoorzitter Yvonne van Rooy en derde man Kees Mouwen. Maar het is de rector die inhoudelijk verantwoordelijk is voor het onderwijs op de KUB. En degene die de prententies op dit gebied het meest stevig verwoordt. Meest opvallende standpunt: studenten moeten net als de meeste andere Nederlanders gewoon veertig uur in de week werken, oftewel studeren. De gemiddeld 25 uur per week die studenten nu in de collegebanken of achter het bureau doorbrengen, is veel te weinig. Om het maximale uit je studie te halen en tegelijk wat terug te doen voor de studiemogelijkheden die je van de belastingbetaler krijgt, moet er gewoon flink gepeesd worden. En dan blijft er volgens Van der Duyn Schouten best tijd over voor bijbaan, kroeg, sport, vrienden en vereniging.

Aanleiding genoeg om de rector eens naar de achtergronden van zijn persoonlijke kruistocht te vragen. Zeker nu de discussie over de topmasters in Den Haag is losgebarsten. Waar komt dat strenge werkregime vandaan dat hij studenten oplegt, van het strenge protestantisme waar Van der Duyn Schouten mee is opgegroeid? En waar zijn de openheid en felheid waarmee hij dit soort standpunten verdedigt op terug te voeren? Op de heftige debatten tijdens zijn studie in het Amsterdam van de roerige jaren zestig? En last but not least: maakte Van der Duyn Schouten als student zelf de veertig uur wel vol?

Op de sofa van zijn werkkamer in gebouw A praat de rector in twee sessies openhartig over zijn drijfveren, zijn jeugd en zijn studententijd. Met smakelijk genoegen rijgt de anders vrij formele Van der Duyn Schouten anekdotes uit zijn verleden aan elkaar. Over de Elisabeth-bode waarmee hij als jongeling langs de deuren van zijn geboortedorp Ridderkerk ging om ook niet-gelovigen en twijfelaars te overtuigen van het enig juiste kerstverhaal. Over de elf kilometer heen en ook weer terug die hij dagelijks fietste naar de middelbare school in Rotterdam. En over zijn bril die hij in stukjes van het Mokumse trottoir moest schrapen nadat hij per ongeluk verzeild was geraakt in hevige studentenrellen rond de Maagdenhuisbezetting.

Maar eerst over die arrogantie. In een omslachtig betoog maakt Frank Van der Duyn Schouten duidelijk dat zijn uitspraak over het ongewenste zesje niet betekent dat hij scholieren die keihard voor zo’n zesje hebben gewerkt wil weigeren als student. Het is tenslotte bekend dat laatbloeiers soms pas op de universiteit het maximale uit zichzelf halen en het zou zonde zijn als ze daar niet de kans toe krijgen. Maar oké, voor de gemiddelde scholier geldt wel degelijk de stelregel: kies een studie waar je een bovengemiddelde interesse en aanleg voor hebt.

Maar dat zou hij niet arrogant willen noemen. “Arrogantie koppel ik aan mensen die van alles roepen zonder hun prententies waar te maken. Tot die groep reken ik mezelf niet. Ik zou me daarentegen best elitair durven noemen in mijn opvattingen. Niet in de zin van dat je met veel geld alles voor elkaar kunt krijgen, maar wel dat je kiest voor een universiteit met studenten die zo getalenteerd mogelijk zijn en ook de ruimte krijgen om dat talent te ontplooien.” Beter nog past hem de jas van de ambitie. “Ik probeer als rector doelen te formuleren die zo hoog mogelijk zijn, maar wel te behapstukken blijven.” Met het nodige ongeduld, zo blijkt uit de spreuk die op een bordje naast zijn kamerdeur hangt: ‘Of course I want it today. If I wanted it tomorrow, I’d order it tomorrow’.

Aanpakken, dat was het vanzelfsprekende motto van het gezin van der Duyn Schouten waarin Frank opgroeide. Zes broers en een zus, voor die tijd niet weinig maar ook niet bijzonder veel. Vader metaalarbeider, moeder huisvrouw. Geloof: Nederlands Hervormd, om precies te zijn de strenge Gereformeerde Bond. Gezinsinkomen: bescheiden, maar geen armoe troef. De volkstuin niet als hobby, maar als noodzakelijke aanvulling op de inkomsten. De rector: “Er was bij ons een zekere mate van afzien aan de orde. We piepten niet snel als er wat gevraagd werd.”

Hij aarzelt om het geloof te noemen als belangrijke factor hierin. Natuurlijk, het calvinistische arbeidsethos van werken in het zweet des aanschijns sloot goed aan bij de mentaliteit in huize Van der Duyn Schouten, maar was daar niet direct de belangrijkste inspiratiebron voor. Oké, er werd thuis dagelijks uit de Bijbel voorgelezen. Maar dat duivelse luiheid en goddelijke vlijt daarin met ijzeren regelmaat een hoofdrol vertolkten. Nou, nee. “Het was meer de voorbeeldfunctie van mijn ouders die de doorslag gaf.”

Als middelbare scholier bezocht hij het (jawel) Johannes Calvijn-lyceum in Rotterdam. Ook daar was hard werken voor de meeste scholieren een soort natuurlijk gegeven. Zeker in de laatste twee jaar op het gymnasium bèta in kleine klasjes van niet meer dan tien leerlingen, die er stuk voor stuk flink aan trokken. Een gemiddelde dag: half acht van huis, half vijf weer terug, een halfuurtje pauze, een uurtje blokken en na het eten er nog eens twee uur tegenaan. Tel daar de zaterdagmorgen bij op en een vijftigurige schoolweek was geen uitzondering. Ook toen Van der Duyn Schouten in 1967 Wis- en Natuurkunde ging studeren aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam maakte hij de veertig uur studie per week ruimschoots vol. Omdat de zondagsrust heilig was, maakte hij de rest van de week lange dagen. Naast de ruim twintig uur college zat hij op zijn kamer en in de bibliotheek gemiddeld nog zo’n 25 uur te studeren. Niet dat hij daar nou zo onder leed: naast studeren waren er twee avonden per week gereserveerd voor dispuut en sociëteit, zaalvoetbalde hij één keer per week en had hij tijd om te lezen en naar de film te gaan. Zelfs voor flaneren in het Vondelpark was soms ruimte.

Je maakt van der Duyn Schouten niet wijs dat zo’n week niet meer in het studentenleven anno 2002 zou passen. Ook tegenwoordig hebben studenten ongeveer acht uur per dag slaap nodig, zijn ze drie uur per dag kwijt aan persoonlijke verzorging en voeding en zijn ze zo’n tien uur per week onderweg van A naar B, rekent hij voor. Blijft er nog altijd tachtig uur per week over en het gaat er bij hem niet in dat niemand de helft daarvan zou kunnen studeren. Resten er bovendien genoeg avonden voor sport, kroeg, activiteiten en bijbaantje. Dat wordt ook bewezen door zijn eigen studerende kinderen. Nee, niet door allemaal, geeft hij toe.

De ‘standaard bijbaan’ is een belangrijk verschil met zijn eigen studietijd, beseft de rector. Kon hijzelf door niet al te uitbundig te leven nog rondkomen van zijn toenmalige studiebeurs, de huidige student is door de uitgeklede studiefinanciering haast gedwongen om voor minstens tien uur per week een baantje te zoeken. Maar dat is in zijn ogen geen excuus voor een studieweek van dertig uur of minder. Kijk eens wat minder televisie en zoek een bijbaan die past bij je niveau en daardoor sneller geld oplevert, adviseert hij. Het liefst zou Van der Duyn Schouten zien dat de huidige beurs flink verhoogd wordt naar ruim duizend gulden per maand. Maar dan wel met een nog sterkere koppeling aan studieprestaties dan nu al het geval is en alleen als de ouders zich geen stevige studiebijdrage kunnen veroorloven. Zelf wist hij zijn studieschuld indertijd te verkleinen door drie jaar lang alle vakken te halen met een acht gemiddeld.

Een belangrijk struikelbrok voor het ideaalbeeld van het studie- en studentenleven dat de rector voor ogen heeft, is het hinken op twee gedachten door veel studenten van nu. In zijn tijd stortte de overgrote meerderheid van de studenten zich volledig in het studentenleven in de stad waar ze gingen studeren. Tegenwoordig worden de banden met het thuisfront veel minder rigoureus doorgesneden. Naast de groeiende groep studenten die thuis blijft wonen, is er een aanzienlijk deel dat vanuit Tilburg minstens één keer per week naar het ouderlijk huis reist om te sporten of te stappen. Van der Duyn Schouten: “Het risico daarvan is dat je nergens echt voor kiest, waardoor noch je oude noch je nieuwe leventje optimaal kan zijn. Reken maar dat ik me op mijn studentenkamertje in het begin best wel eens eenzaam heb gevoeld. Maar dat was geen reden om dan maar de trein naar huis te nemen.”

Het Ridderkerk dat na die trein wachtte, was niet het hermetisch gesloten zwartekousen-dorp dat je misschien in die tijd zou verwachtten. Bij de jeugdvereniging die elke week na afloop van de zondagse kerkdienst werd gehouden, discussieerden ruim vijftig jongeren uitgebreid over de houding die de gereformeerde Bond moest aannemen tegenover de stormachtige maatschappelijke ontwikkelingen van die tijd. Afstand nemen of de confrontatie aangaan was de kwestie, waarbij Van der Duyn Schouten koos voor het laatste, ‘zonder drammerig te worden’.

Dat confronterende kende hij van zijn middelbare school, waar hij een frequent bezoeker was van de bijeenkomsten van de debatingclub. Politiek, religie, jeugdcultuur, geen onderwerp werd geschuwd door de protestantse jongeren medio jaren zestig. Dan kon het er hard aan toe gaan, ‘al bleven het allemaal mevrouwen en mijnheren…’. Zelf nam hij als scholier in de discussies meestal een neutrale positie in. Een verbale frontsoldaat was hij zeker niet, wel wist hij met enige regelmaat de argumentatie van één van beide partijen lek te schieten. De kracht van de redenering verkiest hij nog steeds boven een positie in de loopgraven. Al durft hij nu eerder partij te kiezen, omdat hij meent te weten waarover hij praat. “Ik heb ruim twintig jaar ervaring als onderzoeker en docent. Dan durf ik daar een mening over te hebben. Politieke gevoeligheden ga ik niet uit de weg. Als ik wat vind, zeg ik dat.”

Zeven jaar is Frank van der Duyn Schouten nu vooral bestuurder. Eerst als economendecaan, sinds 1999 als rector magnificus. Als student deed hij zijn eerste bestuurservaring op. Zo zat hij een jaar lang in het bestuur van zijn eigen dispuut en was hij voorzitter van het Wiskundeconvent, de studentenvertegenwoordiging van de faculteit. Bij het dispuut leerde hij assertief omgaan met lastpakken die er een sport van maakten vergaderingen te verstoren. Het convent gaf hem inzicht in de politieke verhoudingen op de universiteit. Al ging het er op de faculteit wiskunde van de anti-revolutionaire universiteit eind jaren zestig veel minder heftig aan toe dan op andere faculteiten en universiteiten.

Het is de erfenis van diezelfde sixties die hem nu dwars zit bij de realisatie van zijn visie. Het gelijkheidsdenken dat toen ontstond, leidde tot het ideaal van hoger onderwijs voor allen. Met volgens Van der Duyn Schouten als gevolg dat op Nederlandse universiteiten de middelmaat regeert in die zin dat het niveau van het onderwijs wordt afgestemd op de gemiddelde student.

‘Doorgeschoten’, noemt hij dit egalitaire systeem. Ook het individuele streven naar genot dat overbleef na de teloorgang van religie, ideologie en gezag verstoort zijn ideaal van de toegewijde, hard werkende student. Toch is de rector ervan overtuigd dat er ‘een markt’ is voor onderwijs op excellent niveau. “Ik denk dat er genoeg jongeren zijn die willen kiezen voor het intense studentenleven zoals ik dat voor ogen heb. Mijn pleidooi voor stevig studeren wil niet zeggen dat ik alle studenten hier na vier jaar het pand uit wil jagen. Ik wil alleen graag dat ze het maximale uit hun studententijd halen.”

Door: Stijn Dunk (2002)

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.