A.I.: Artificial Intelligence

De Club van Rome wordt gevormd door een vijftal idealisten dat – met wisselend succes – duurzaamheid op de campus promoot.

Op een maandagavond besloot ik wat werk voor de Club van Rome gedaan te krijgen. Zo rond half negen ging ik het E-gebouw binnen, waar op dat moment bijna niemand meer te bekennen was. Alleen op de gangen brandde nog licht. In onze gedeelde werkkamer op de tweede verdieping stond Arend Aarsman, de voorzitter van Flimvereniging Cinema, op het punt te vertrekken.
“De laatste Harry Potter al gezien?”, vroeg hij, “Net gekeken. Prima hoor. De battle of Hogwarts is episch.”
“Komt die film niet over een maand of drie pas uit?”
“Ik weet er alles van. Ik keek een Aziatische bootleg. Hou ’t voor je. Ik ben er weer van tussen. Voor ik ’t vergeet… Moet je zien!” Hij wees naar de muur.
“Ik zie niets.”
“Nee, precies. Ze hebben de lichtknoppen weggehaald. Voortaan werkt het licht in het hele gebouw met bewegingssensoren. Daar zouden jullie milieuvriendjes blij mee moeten zijn.”
“Dat ben ik ook.”, zei ik, onder de indruk van deze maatregel van de universiteit.
“Een prettige avond nog.” Hij vertrok. Ik bleef achter met duurzaam licht.

*

Ik zal er een half uur hebben gezeten toen de zaken serieus freaky begonnen te worden. De eerste keer dat het licht uitviel nam ik aan dat ik te rustig had zitten werken. Ik zwaaide met mijn hand boven mijn hoofd, maar het licht ging niet aan.
“Halló?”, riep ik. Ik pakte mijn mobiel erbij. Het was half tien. Pas over een half uur zou de bewaking langs komen. Ik liep een rondje door de kamer, stootte mijn knie tegen een stoel. “Ai!” Toen ik bij de deur was, gingen de lichten weer aan.
“Was dat nou zo moeilijk?”, mopperde ik. Ik ging weer achter de computer zitten, maar twee minuten later was het weer zover. Floep. Totale duisternis. Ik keek uit het raam. Het kon geen stroomstoring zijn. Op de lege campus brandden de lantaarns nog en gebouw D aan de overkant was een baken van licht. Ik besloot dat ik genoeg gewerkt had voor vanavond en pakte mijn tas. Hoewel ik het niet aan mezelf zou toegeven, voelde ik me slecht op mijn gemak. Toen ik opstond ging het licht aan en onmiddellijk weer uit.
Ik wandelde de gang in. Ook deze werd prompt in duisternis gehuld. Het was als een zwarte golf die de hoek omsloeg en ook daar duisternis bracht. Al snel waren alle lichten op de verdieping gedoofd.
“Rottige sensoren…”, mompelde ik.
Op de tast bewoog ik de gang door, op zoek naar de klink die bij de deur van het trappenhuis hoorde.
“Hallo?”, riep ik op goed geluk, “Is er daar iemand? Kan iemand me horen? Heeft er iemand een zaklamp of iets?”
Er was niemand. Ik was alleen. Ik kon dansen, ik kon springen, maar geen bewegingssensor pikte het op. Het was alsof ik niet meer bestond, alsof ik minder dan niets was, een lege huls die door geen sensor werd herkend. Misschien, bedacht ik, was ik daarstraks in mijn stoel gestorven, doolde ik nu als geest over de campus. Stroomstoringen en existentiële paniek lagen bij mij nooit ver van elkaar af.
Zo te zien brandde de lichten in het trappenhuis nog wel. Met het bescheiden licht dat daar vandaan kwam als mijn leidraad slaagde ik er in de deur te lokaliseren.
“Goddank.”, zei ik, toen ik eindelijk bovenaan de trap naar beneden stond. Ik had te vroeg gejuicht. Op het moment dat ik mijn voet op de volgende trede wilde zetten, begaf het licht het weer. Ik donderde een paar treden naar beneden, de duisternis in. Toen ik halverwege de trap tot stilstand kwam, zag ik boven mij het licht in de gang waar ik uitkwam aan-uit aan-uit gaan. Wat gebeurde hier? Het leek verdacht veel of iets me probeerde te vermoorden.
“Daisyyy….”, zong een krakende stem boven me, “Daisyyy… Give me your answer do…”
“Wie is daar?”, riep ik.
“I’m half crazy…”, zong de mechanische stem, “All for the love of youuu…”
Ik kwam overeind, enkele blauwe plekken rijker, en sleepte me de trap af. Boven me knipperde het licht als een disco. Toen ik bijna beneden was, kwam er ineens iets uit het plafond gevallen. Een gloeiende peertje streek langs mijn wang en viel op de vloer kapot.
“Ai!” Ik greep naar mijn wang. Het brandde. Jammerend bereikte ik de begane grond, de veiligheid. Gillend rende ik het E-gebouw uit. De volgende dag schreef ik een brief naar de rector of hij alsjeblieft weer lichtknoppen wilde installeren.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.