Duister gefluister
Ja hoor, daar ging de telefoon, precies om half twee, net als de afgelopen dagen – of eigenlijk nachten, want wij lagen in bed en het was donker. Daar was weer het gefluister van die inmiddels zo vertrouwde stem, niet of nauwelijks verstaanbaar, slechts af en toe een woord, een stukje van een zin. Wat zou de geheimzinnige beller van me willen? Trachtte hij me te verleiden tot onkuise handelingen? Of tot de aanschaf van een meerdelig, in fraai kunstleder gebonden naslagwerk? Ik zou het werkelijk niet weten. De stem leek mij toe te behoren aan een man. Hoewel, het zou ook een vrouw kunnen zijn, vooral als zij wat zwaarder was gebouwd, of twee pakje Gauloises per dag rookte, en dat al haar hele leven lang. Maar het meest waarschijnlijk was toch een man. Heb ik weer. Zou het Derek Ogel… Derek Ovil… Zou het Derek zijn? Die schijnt op mannen te vallen. Hoewel die voornamelijk met baby’s fluistert, en met geesten en andere vluchtige verschijningen. Dat zijn waarschijnlijk de enigen die hem nog begrijpen. Ik luisterde nog even naar de zachte stem en legde toen de hoorn neer. Was hij dat weer?, vroeg de donkere gestalte naast mij, in wie ik mijn vrouw vermoedde. Ja, dat was hij weer. De telefoonfluisteraar.