Recensie: The Cabin in the Woods
Vijf jongeren stappen samen in een busje en gaan op vakantie naar een afgelegen boshut. Dan weet je als horrorliefhebber dat het een kwestie van tijd is voordat de eerste ongure figuren zich melden, compleet met eng gereedschap, sociale stoornissen en een slechte taalbeheersing.
En dat is ook precies wat er gebeurt in The Cabin in the Woods, gemaakt door Drew Goddard (schrijver en regisseur) en Joss Whedon (producent en schrijver). Zelfs een blinde zou nog zien dat de boshut niet helemaal in de haak is. Een redneck bij een pompstation waarschuwt de tieners, in de hut hangt een eng schilderij, er is een dagboek met een Latijnse spreuk. Maar zoals dat gaat in een standaard horrorfilm, hebben de jongeren niets in de gaten en lopen ze met open ogen in de val.
Alleen: The Cabin in the Woods is geen standaard horrorfilm. Al vanaf het begin van de film zie je hoe de jongeren op videoschermen worden gevolgd door CIA-achtige mannen in een high-tech kantoor. En wanneer een vogel door de lucht vliegt, raakt deze plotseling een soort van elektrisch veld. Wat is hier in godsnaam aan de hand?
The Cabin in the Woods is een film met een twist. Alle clichés van het horrorgenre komen voorbij, maar tegelijkertijd worden ze becommentarieerd. Want The Cabin in the Woods is een horrorfilm over horror. Het laat ons zien wat wij van horror verwachten, hoe aan die verwachtingen wordt voldaan, en hoe het genre zo compleet is uitgemolken door de filmindustrie. Niet voor niets omschreef Whedon de film als een “liefkozende haatbrief tegen het genre”.
Een pamflet. Een aanklacht. Een oprechte en originele poging om de horrorfilm op een nieuw spoor te zetten. Dat is The Cabin in the Woods. En ondertussen bijzonder vermakelijk. Het zou zonde zijn om het einde van de film weg te geven. Maar een ding is zeker: zo’n geschift en bloederig bacchanaal zul je dit jaar maar zelden zien