OPSODEMIETEREN

Stond ik vorige week woensdag om 16.30 uur voor de deur van het collegelokaal waar ik een kwartier later college moest geven. Was er nog een college in volle gang. Om vijf over half stak ik even mijn hoofd om de deur met de mededeling dat ik in dit lokaal om kwart vóór vijf college moest geven. De zaal zat behoorlijk vol met buitenlandse studenten. Of was er misschien een bijeenkomst van mensen wier ouders een Chinees restaurant hadden? Dat kan ook, maar het was in ieder geval goed druk.Voor de groep stonden twee docenten met een bewogen uitdrukking op hun gezicht, die ogenschijnlijk erg betrokken waren bij wat ze aan de groep stonden mee te delen. Aan hun truien te zien waren ze verbonden aan de Faculteit der Geesteswetenschappen of iets dergelijks. Van die typische truien. Als je die naar een goed doel of een rampgebied stuurt, krijg je ze geheid weer terug. Onder het mom van: ‘Wij zijn wel zielig maar niet gek’.

De studenten oogden zoals studenten altijd ogen op het eind van een collegedag. En dikwijls ook aan het begin daarvan. Volstrekt neutraal dus. Geen enkele gezichtsuitdrukking. Niets dat ook maar zweemde in de richting van interesse voor het vak dat werd gedoceerd, of voor de studie in het algemeen, of voor het opdoen van enige kennis op welk gebied dan ook. Maar goed, dat kun je ze niet kwalijk nemen, het zijn studenten. Om tien over half vijf was het college nog steeds aan de gang. Via PowerPoint werd de ene slide na de andere slide vertoond door de twee truien, die inmiddels waren overgegaan tot rel-beheersend-glimlachen.

“Ik heb zo’n verschrikkelijke hekel aan zulke mensen. Ik zou ze het liefst willen slaan”

Met enige stemverheffing zei ik dat ik over vijf minuten moest beginnen met mijn college en dat ik onderhand graag het lokaal in zou willen. Ik weer naar buiten. Zij niet. Om kwart vóór betrad ik het lokaal, gesteund door de harde kern van mijn studenten. Dit had weinig effect, aangezien de twee truien, terwijl ze deden alsof ze zich richting uitgang begaven, in persoonlijke gesprekken verwikkeld raakten met een aantal van hun studenten. Die hadden nog van alles te vragen, dus waarschijnlijk hadden ze weinig van het college begrepen. Of ze waren op de een of andere manier ergens in geïnteresseerd geraakt- in het breipatroon wellicht? Ik moest nog diverse keren op steeds donkerder toon vragen/zeggen/roepen dat al dat volk nu onderhand eens op moest rotten. Ik bediende mij van termen en zinssneden als “oncollegiaal gedrag”, “asociale opstelling”, “rekening houden met” en “als je nou niet heel gauw opsodemietert dan ram ik mijn paraplu in je reet”.

De truien verlieten, al doorpratend met hun studenten, het lokaal. En al die tijd – die hele tijd, die hele tijd door – bleven ze glimlachen. Die glimlach week niet van hun gezicht. Het zijn vast heel goede docenten, aardig voor hun studenten, betrokken, begripvol, meelevend; heel positieve mensen, altijd goedgehumeurd, nimmer een kwaad woord, tevreden met hun zelfgeboetseerde beker kruidenthee… Ik heb zo’n verschrikkelijke hekel aan zulke mensen. Ik zou ze het liefst willen slaan. Maar ik denk niet dat de klachtencommissie dat nog langer van me pikt.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.