Rectoren: begeleid en beoordeel alle promovendi gelijk
Hoe bewaken we de kwaliteit van proefschriften en zorgen we ervoor dat alle promovendi goede begeleiding krijgen? Na de ophef over de ‘promotiefabriek’ bij Tilburg University komen de rectoren van de universiteiten met een gezamenlijk antwoord.
Radioprogramma Argos meldde vorig jaar dat de Tilburgse faculteit geesteswetenschappen zoveel buitenpromovendi liet promoveren dat er sprake leek van een promotiefabriek. Eén hoogleraar leverde in zes jaar tijd maar liefst 77 promovendi af. Andere hoogleraren verdienden extra geld aan de begeleiding van promovendi.
Buitenpromovendi zitten niet in een onderzoeksgroep, schrijven hun proefschrift in hun eigen tijd en maken nauwelijks gebruik van de faciliteiten. Maar ze leveren de universiteiten wel een promotievergoeding op. Critici menen dat de buitenpromovendi worden gebruikt als verdienmodel en vrezen dat zij soms onterecht een doctortitel hebben behaald. De Tweede Kamer en de minister eisten opheldering.
Dwingend
Het rectorencollege van de universiteitenkoepel VSNU trekt zich de kritiek aan. Zeker gezien het toenemende aantal promovendi is het van belang dat de universiteiten hen op dezelfde wijze begeleiden en beoordelen. Een commissie van vier rectoren werkte uitgangspunten uit voor ‘Een gezonde praktijk in het Nederlandse promotiestelsel’.
Alle verschillende typen promovendi moeten voortaan duidelijk worden geregistreerd, vinden ze. Er is nu geen landelijk beeld van de aantallen buiten- en beurspromovendi. Verder moeten alle promovendi zijn ingeschreven bij een graduate school of een vergelijkbaar instituut van een universiteit. Ze maken dan deel uit van een netwerk en kunnen trainingen volgen. Buitenpromovendi moeten zich daar minimaal twee jaar voordat ze hun proefschrift verdedigen, hebben aangemeld.
Ook pleiten de rectoren voor het vier-ogen-principe bij de begeleiding: er zouden minstens twee (co)promotoren betrokken moeten zijn. Na de start van het promotietraject stellen zij samen een opleidings- en ontwikkelingsprogramma op. Verder moeten ook promovendi die niet in dienst zijn bij een universiteit toegang hebben tot online diensten en het klachtenmeldpunt.
Meer ‘tanden’
Promovendi Netwerk Nederland, dat de belangen van promovendi behartigt, stelt voorop dat het advies een belangrijke stap voorwaarts is. Het netwerk is blij dat de universiteiten de diverse typen promovendi gelijk gaan behandelen, maar hoopt dat het vervolgadvies van de commissie meer ‘tanden’ zal hebben waarmee de perverse prikkels in het promotiestelsel worden aangepakt.
Het PNN vindt het “ontegenzeglijk een verbetering” dat buitenpromovendi voortaan minimaal twee jaar voordat ze hun proefschrift moeten verdedigen worden ingeschreven bij de graduate school van hun universiteit. Maar het zou nog beter zijn als dat, net als bij andere promovendi, meteen bij de start van het promotietraject gebeurt.
Verder ondersteunt PNN het idee om de begeleiding van promovendi te verbeteren en professionaliseren. De training zou verplicht moeten zijn voor alle begeleiders die niet over een uitgebreide en positieve track record beschikken.
Het promovendi-netwerk had gehoopt dat de commissie zich nu al had uitgesproken tegen de oneigenlijke druk die sommige universiteiten op begeleiders uitoefenen om meer gepromoveerden af te leveren. Voorbeelden daarvan zijn het verplicht stellen van een minimumaantal promovendi per hoogleraar en een bonus voor wie veel promovendi begeleidt.
Jammer
Het PNN vindt het jammer dat zijn voorstel is verworpen om per begeleider een maximumaantal promovendi in te voeren. Sommige buitenlandse universiteiten hanteren zo’n maximum wel, om te voorkomen dat begeleiders onopgemerkt een onverantwoord hoog aantal promovendi begeleiden.
Verder zou er meer moeten worden ondernomen tegen slechte begeleiding. Een promovendus zou op zijn minst de mogelijkheid moeten hebben om van begeleider te wisselen. In het ergste geval zou een begeleider het ius promovendi moeten worden afgenomen, zoals onlangs gebeurde in Tilburg. Zonder zulke maatregelen blijft het advies ‘tandeloos’, waarschuwt het PNN maar vast.
De vier rectoren komen nog voor de zomer met nieuwe aanbevelingen. Om ongelijkheid tussen verschillende typen promovendi te voorkomen en eventuele perverse prikkels aan de kant van de universiteiten te vermijden, zal een ambtelijke werkgroep in kaart brengen welke vergoedingen universiteiten geven voor de begeleiding. Ook zal deze werkgroep uitgangspunten formuleren over de besteding van de promotievergoeding binnen de universiteit.
HOP, Inge Schouten en Hein Cuppen