Faculteiten krijgen voortaan 1,25 miljoen voor hun bestuur
Het geld aan de universiteit gaat anders verdeeld worden. Voortaan krijgen faculteiten ruim een miljoen om het bestuur mee te betalen. De vaste bijdrage die ze krijgen wordt bovendien dynamischer.
De decanen zijn eruit. De vaste bijdrage die een faculteit krijgt, de vaste voet, wordt voortaan anders vastgesteld. Daarmee komt er een einde aan grote, onverklaarbare verschillen. Voortaan moet de vaste voet beter aansluiten op de noden van faculteiten.
De vaste voet krijgen faculteiten sinds eind vorige eeuw. Het was al die tijd een vast bedrag, niet gebaseerd op variabele factoren zoals studentenaantallen of gerealiseerde proefschriften. Dit gaf stabiliteit, maar er is al langer kritiek op dit systeem. De bedragen die faculteiten kregen liepen sterk uiteen en waren moeilijk uit te leggen. Zo kreeg de kleinste faculteit, theologie, relatief gezien de hoogste vaste voet. Een faculteit als TiSEM die hard groeit en dus ook meer vaste kosten heeft, werd daarvoor niet gecompenseerd middels een hogere vaste bijdrage.
Daar komt nu verandering in. Een faculteit met stijgende studentenaantallen krijgt voortaan sneller geld om de groei op te vangen. Er komt een variabel deel in de vaste voet, die dynamisch wordt bepaald. Tot minstens 2022 wordt dit deel gebaseerd op het aantal extern bekostigde studenten, het aantal ingeschreven premasters, de omzet van gerealiseerde proefschriften en inkomsten uit de 2e en 3e geldstroom. Deze factoren worden gekoppeld aan strategische doelen. Daarnaast komt er een echt vast deel van 1,25 miljoen euro per faculteit, om het bestuur te kunnen betalen. Zo worden de faculteiten eindelijk gelijker behandeld.
De wijzigingen worden doorgevoerd bij het interne verdeelmodel voor 2020-2024. Over die periode wordt toegewerkt naar de nieuwe verdeling. Afgesproken is dat de theologen in het overgangsjaar 200.000 euro inleveren, al krijgt de faculteit voorlopig ook een toeslag van 1,4 miljoen per jaar.
De vaste voet 2020-2024
2018 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
TiSEM basis | 5.433 | 4.652 | 3.802 | 2.951 | 2.101 | 1.250 |
TiSEM variabel | – | 952 | 1.903 | 2.855 | 3.806 | 4.758 |
TSB basis | 3.436 | 3.034 | 2.588 | 2.142 | 1.696 | 1.250 |
TSB variabel | – | 522 | 1.044 | 1.565 | 2.087 | 2.609 |
TLS vast | 2.843 | 2.554 | 2.228 | 1.902 | 1.576 | 1.250 |
TLS variabel | – | 420 | 839 | 1.259 | 1.678 | 2.098 |
TSHD vast | 3.890 | 3.402 | 2.864 | 2.326 | 1.788 | 1.250 |
TSHD variabel | – | 271 | 542 | 813 | 1.083 | 1.354 |
TST vast | 2.959 | 1.337 | 1.315 | 1.294 | 1.272 | 1.250 |
TST variabel | – | 18 | 37 | 55 | 74 | 92 |
TST toeslag | – | 1.400 | 1.400 | 1.400 | 1.400 | 1.400 |
Bedragen x € 1.000