Hebben studenten nu beter onderwijs? Niemand die het weet

Hebben studenten nu beter onderwijs? Niemand die het weet

Sinds de introductie van het leenstelsel zijn er miljoenen geïnvesteerd in het Tilburgse onderwijs. Eerst via de voorinvesteringen en vervolgens via de studievoorschotmiddelen. Heel mooi natuurlijk, al dat geld dat de universiteit in werd gepompt, maar heeft het ook iets opgeleverd? Is het onderwijs voor de student anno 2022 effectief beter dan dat voor een student in 2015?

Beeld: Jack Tummers

Read this article in English.

Met één soepele digitale schuifbeweging verklaarde Koningin Maxima het Jheronimus Academy of Data Science (JADS) in Den Bosch voor geopend. Ze diende daarmee als sluitstuk van een spectaculaire openingsceremonie die op 1 december 2016 plaatsvond in en rondom het Mariënburg-klooster, de thuishaven van de nieuwe academie. Genodigden werden getrakteerd op een heuse lasershow, in combinatie met veel muziek en dans.

Enthousiasme alom die avond. JADS, een samenwerkingsverband tussen Tilburg University en Eindhoven University of Technology, zou het nieuwe paradepaardje worden van de universiteiten. De instelling moest een voorloper worden op het gebied van data-onderzoek en een spil in deze door data gedreven maatschappij. Bovendien creëerde het nieuwe onderwijsmogelijkheden in de vorm van vier nieuwe opleidingen, waarvan één bachelor en drie masters.

Dat er in deze tijd behoefte is aan datawetenschappers en –specialisten is evident. De meerwaarde van het nieuwe instituut is daarmee onbetwistbaar. Wat echter wel voer is voor debat, is of het JADS, dat een significant deel van de Tilburgse voorinvesteringen opslokte, heeft geleid tot een verhoogde onderwijskwaliteit voor de Tilburgse studenten die vanaf 2015 hun basisbeurs hebben verloren. Is hun onderwijs erdoor op vooruit gegaan?

Geen eenduidig antwoord

De universiteit beweert van wel. De nieuwe opleidingen zorgen immers voor extra keuzemogelijkheden voor de studenten en kenmerken zich door interdisciplinariteit, een vaardigheid die van belang is bij het oplossen van hedendaagse vraagstukken en daarmee aansluit bij het motto van de universiteit – ‘understanding society’.

Hier valt natuurlijk wat voor te zeggen. Tegelijkertijd kun je je afvragen in hoeverre een verbreding van het onderwijs ook daadwerkelijk een verbetering is. Studenten die bijvoorbeeld voor een totaal ander specialisme hebben gekozen dan datawetenschap – en dat zijn er aan Tilburg University nogal wat – ondervinden weinig voordeel van zo’n horizontale uitbreiding. In de woorden van Jeroen Wienen, oud-fractielid voor SAM: “Wat heeft het gros van de studenten eraan, dat een select groepje ergens in een oud klooster data aan het verzamelen is?”

Naast dat het studieprogramma slechts een specifiek soort student bedient, zijn er in het verleden ook zorgen geuit dat het JADS haar weerslag zou hebben op het al bestaande onderwijs. Tijdens de universiteitsraad van 4 juli 2016 maakt studentenfractie SAM kenbaar te vrezen voor een toenemende belasting voor faculteitsdocenten die de data-academie er bijkrijgen op hun bord. Hier krijgt ze bijval van de toenmalige ABVA-Kabo fractie, die zich afvraagt hoe wordt voorkomen dat deze docenten straks niet meer beschikbaar zijn voor de reguliere studies. 

Ook komt uit raadstukken van 19 mei 2016 naar voren dat er onduidelijkheid bestaat over het potje waaruit JADS moest worden gefinancierd. Zo stelt fractie Onafhankelijken dat de financiering “niet volgens de afspraken verloopt.” Volgens haar zou het moeten gaan om extra geld uit de faculteitsreserves in plaats van uit het reguliere TiSEM-budget. Nu heeft het een negatieve impact op het lopende onderwijs binnen deze faculteit. Het College van Bestuur zegt daarop “nooit afgesproken te hebben dat de financiering van Data Science niet ten koste zou mogen gaan van andere opleidingen.”

Het bovenstaande toont aan dat de onderwijsmerites van JADS op meerdere manieren te evalueren zijn. In die zin is het JADS-dossier exemplarisch voor de bijna filosofische discussie over onderwijskwaliteit. Want wanneer is die nou écht verbeterd? Geïnvesteerd is er zeker, maar of dit zich ook heeft vertaald naar beter onderwijs aan Tilburg University, is een vraag zonder eenduidig antwoord. Desondanks zijn er wel wat zinvolle overwegingen die helpen bij de beantwoording ervan.

Meer handen aan het bord

Sinds in 2018 de eerste studievoorschotmiddelen beschikbaar kwamen, investeert Tilburg University dit geld in zes verschillende thema’s. Deze hangen vaak samen met het Tilburgs Onderwijsprofiel (TOP) dat in 2017 werd ingevoerd en ervoor moet zorgen dat studenten niet alleen kennis en kunde wordt bijgebracht, maar ook een dosis karakter. In dat kader zijn tijdens de voorinvesteringen in iedere bacheloropleiding 12 ECTS aan vaardigheden opgenomen, zowel binnen al bestaande vakken als in de vorm van nieuwe vakken.

Wat is wat?

Voorinvesteringen: dit is het geld dat universiteiten en hogescholen in de jaren 2015, 2016 en 2017 hebben geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs voor die groep studenten die vanaf 2015 al hun basisbeurs kwijt waren. Omdat het basisbeursgeld – de studievoorschotmiddelen – pas vanaf 2018 beschikbaar kwam, werd dit geld gebruikt ter overbrugging.

Studievoorschotmiddelen: dit is het geld dat is vrijgekomen door de invoering van het leenstelsel en de daarmee gepaard gaande afschaffing van de basisbeurs. Vanaf 2018 krijgen universiteiten en hogescholen dit geld overgemaakt, met als doel de verbetering van de onderwijskwaliteit.

Kwaliteitsafspraken: dit zijn de langetermijnplannen die door elke universiteit en hogeschool worden opgesteld en bevatten hun concrete doelstellingen en voornemens met de studievoorschotmiddelen. Deze plannen moeten vallen onder zes overeengekomen thema’s en worden getoetst en gemonitord door de NVAO.

Doordat de universiteit in voorgaande jaren al veel eigen geld heeft gestoken in centrale voorzieningen – denk aan nieuwe onderwijsgebouwen zoals de CUBE – kan zij de studievoorschotmiddelen volledig toekennen aan het primair proces, dat wil zeggen het leerproces van de student. Zo hebben alle faculteiten geïnvesteerd in het Program for Academic Study Success, kortweg PASS. Dit is een systeem waarin student- en docentmentoren studenten in kleine groepen het hele jaar door begeleiden om zo het studiesucces te maximaliseren. Een andere populaire investeringspost is arbeidsmarktoriëntatie, denk hierbij aan het aannemen van (extra) career officers en het versterken van relaties met het werkveld.

Verreweg het meeste geld gaat echter naar het aannemen van onderwijspersoneel. Studenten, docenten en bestuurders lijken het er volledig over eens dat dit de meest zuivere vorm van onderwijsverbetering is. Meer docenten per student dus, maar ook kleinere groepen. Op die manier krijgt de student de aandacht en begeleiding die nodig is om zich optimaal te ontwikkelen.

Of het onderwijs aan deze universiteit werkelijk intensiever en kleinschaliger is geworden, is lastig te beoordelen. Dat is uiterst subjectief en verschilt per studie. Toch zijn er een aantal objectieve maatstaven die ons een idee geven. Te beginnen bij de ongeveer 13,6 miljoen euro die van 2020 tot en met 2024 in het aanstellen van docenten wordt gepompt. Het is veelzeggend dat dit bedrag goed is voor bijna de helft van alle studievoorschotmiddelen, die volgens het kwaliteitsplan van de universiteit exact 28.584.000 bedragen.

Maar al die euro’s zijn niet zaligmakend, ervaart Mirjam Siesling van de personeelsfractie Onafhankelijken. “Op dit moment worden van overheidswege veel extra middelen vrijgemaakt voor het hoger onderwijs, ook voor de universiteiten. Dat is op zichzelf prettig, maar geld alleen is niet genoeg. We hebben een grote behoefte aan extra docenten, en die zijn lastig te vinden in de huidige arbeidsmarkt. Blijkbaar is er meer nodig dan alleen financiën.”

Beeld: Jack Tummers

Siesling doelt hiermee op een probleem waar de universiteit al jaren mee worstelt: het vullen van de docentvacatures. Dit kan soms lang duren, al varieert dit wel sterk per faculteit. De Tilburg School of Economics and Management (TiSEM) lijkt de meeste moeite te hebben met het aantrekken van nieuwe, kwalitatief hoogstaande docenten. Dit heeft grotendeels te maken met de concurrerende markt waarin zij zich bevindt.

Dat het werven van docenten voor TiSEM niet van een leien dakje gaat, weet ook Jeroen Aben nog. Hij zat in het jaar 2016-2017 namens SAM in de universiteitsraad. “Het is lastig als je moet wedijveren met buitenlandse universiteiten die het dubbele bieden. Dan kun je als Tilburg University wel wijzen op je fantastische campus en je kindvriendelijke stad, maar dat is vaak niet genoeg. Dat was toen al en is nu nog steeds zo.”

Hoe langer het duurt om de vacatures te vullen, hoe meer de huidige docenten op hun tenen moeten lopen. Hierdoor loopt het ideaal van kleinschalig en intensief onderwijs gevaar. Siesling: “Kleinere groepjes, studenten bij naam kennen en individuele feedback klinken allemaal mooi, maar als een docent omvalt van overspannenheid komt daar niks van terecht. Er is geen studentenwelzijn zonder docentenwelzijn.”

Student/staf ratio

Een veel betrouwbaarder indicatie van de onderwijsintensivering dan puur financiële cijfers, is de student/staf ratio. Deze geeft aan hoeveel studenten een docent gemiddeld onder zich heeft. Hoe minder dit er zijn, hoe meer individuele aandacht elke student krijgt. Als deze verhouding over de afgelopen jaren is gestegen, zo is de redenering, dan duidt dit op een verslechterde onderwijskwaliteit.

Binnen Tilburg University is dit het geval, zo blijkt uit cijfers van koepelorganisatie Universiteiten van Nederland. Over de periode van 2015 tot en met 2020 is de ratio student/staf namelijk met 4,4 toegenomen – van 23,6 naar 28,0. Dit houdt in dat een voltijd werkende docent in 2020 aan 4,4 studenten meer les moest geven dan in 2015. De Tilburgse student krijgt, ondanks de grote investeringen, dus steeds minder persoonlijke aandacht. Let wel: dit is een gemiddelde voor de universiteit als geheel en zegt dus niets over de afzonderlijke opleidingen.

De universiteitenkoepel schaart onder staf alleen hoogleraren, universitair (hoofd)docenten en overige docenten. Postdocs en PhD’ers worden niet meegeteld omdat hun focus op onderzoek ligt. Aan de hand van deze definitie werd in 2021 ook een vergelijking gemaakt met andere Nederlandse universiteiten. Hieruit kwam naar voren dat Tilburg University met 25 studenten per docent de op één na hoogste ratio heeft.

De bevindingen voelen voor Siesling en haar medefractieleden als erkenning. “Onze docenten roepen al jaren dat er een tekort is, maar we dachten dat het erbij hoorde, dat het part of the deal was. Door dit onderzoek weten we dat het bij andere instellingen minder is en dat het dus anders kan. Hoe, dat wordt op dit moment onderzocht door het College van Bestuur.”

Desgevraagd reageert Tilburg University dat er door de jaren heen altijd geïnvesteerd is in het aannemen van docenten, maar dat de student/staf ratio door de stevige groei van studentenaantallen “niet op een niveau is dat we nastreven.” Hier stipt de universiteit inderdaad een belangrijk punt aan: de enorme studentengroei. Terwijl er in 2015 nog maar 12.399 studenten rondliepen op de campus, staan er bij de start van collegejaar 2021-2022 liefst 20.254 studenten ingeschreven aan Tilburg University. Een mijlpaal, nog nooit had de universiteit zoveel studenten.

De explosieve groei van de universiteit zit hem vooral in de aanwas van de vele internationale studenten. Het aandeel buitenlandse student is in de afgelopen vijf jaar met 8,3 procentpunt gestegen, tot 20,9 procent. Dit zal niet verrassen, de universiteit heeft in de voorbije jaren flink ingezet op werving buiten de eigen landsgrenzen.

Buitenlandse studenten

Een veelgehoord verwijt onder studenten die hun maandelijkse beurs zijn kwijtgeraakt, is dat een deel van het geïnvesteerde geld is gebruikt voor het stimuleren en opvangen van groei in plaats van voor het verbeteren van hun onderwijs. Middelen die naar hun educatie zouden moeten gaan, gingen naar het aanlokkelijk maken van de universiteit voor de toekomstige (buitenlandse) student.

Dit geldt niet alleen voor het reeds genoemde JADS, maar ook voor de presentatie van het University College Tilburg en de lancering van de School of Public Governance, twee organisatorische initiatieven uit 2016 die er onder andere op gericht waren om meer (internationale) studenten binnen te halen. Zo staat in een beleidsstuk van 3 juli 2015 dat met de naamswijziging van Liberal Arts and Sciences naar University College Tilburg “substantiële groei” werd beoogd “van thans een instroom van minder dan 100 studenten per jaar naar een instroom van 200 studenten per jaar.” Tijdens de voorinvesteringen is naar beide projecten in totaal zo’n 1,6 miljoen euro gegaan.

Beeld: Jack Tummers

Ook geeft de universiteit aan in diezelfde periode geld te hebben gestoken in de verbreding van het opleidingsaanbod. Concreet zijn er binnen de Tilburg School of Humanities and Digital Sciences (TSHD) twee nieuwe opleidingen gestart, waaronder een bachelor in Cognitive Science and Artificial Intelligence en een master in New Media Design. Andere voorbeelden zijn te vinden binnen de Tilburg School of Social and Behavioral Sciences (TSB), waar vanaf 2016 de Engelstalige bachelors psychologie en sociologie worden aangeboden en een nieuwe internationale bachelor Global Management of Social Issues is opgezet.

Deze Engelstalige uitbreidingen hebben gemeen dat ze zijn opgezet met het vizier op de buitenlandse markt, want daar ligt het Tilburgse groeipotentieel. Natuurlijk zijn de studies vanwege hun internationale karakter ook interessante opties voor Nederlandse studenten, maar het is onmiskenbaar dat het vergroten van het Engelstalige aanbod heeft bijgedragen aan de flinke studentengroei van de laatste jaren.

Groeien, groeien en nog eens groeien

Nadat via de voorinvesteringen een eerste impuls is gegeven aan de Tilburgse uitdijing, gaat deze vanaf 2018 onverdroten door. Dit merkte ook oud-fractielid voor Front, Sabine Scheffer, tijdens de behandeling van het Strategisch Plan 2018-2021. “We vonden dat de universiteit in het plan veel te veel bezig was met groeien, groeien en nog eens groeien. Toen hebben wij aangegeven dat wij meer focus op het onderwijs wilden en dat we anders niet akkoord zouden gaan met het plan. Want onderwijs, dat moet nummer één zijn.” Op uitnodiging van de toenmalige rector Emile Aarts mochten Scheffer en haar medefractieleden vervolgens meeschrijven aan de strategie. “We hebben toen gefocust op ‘duurzaam groeien’: groeien binnen de draagkracht van de universiteit.”

Een blik op het Taken- en Middelenplan 2018-2022, verraadt inderdaad dat de nadruk ook in deze fase vooral op groeien lag. Zo wordt er gesproken over het “aantrekkelijker maken van opleidingen” zodat “studenten uit binnen- en buitenland aangetrokken kunnen worden en dat de recent ingezette groei zich onverminderd zal doorzetten.” Maar waar het College van Bestuur spreekt van aantrekkelijk onderwijs, hebben studentenfracties het liever over beter onderwijs. En dat is een wezenlijk verschil.

Zoals gezegd werd onder het mom van kwaliteitsverbetering ook veel geld gestopt in het aannemen van docenten. Deze nieuwe onderwijskrachten zouden idealiter extra educatie moeten bieden bovenop het reguliere werk, maar werden in realiteit ingezet om de enorme studentengroei bij te benen.

Ellen van Gisbergen, die in het jaar 2019-2020 in de faculteitsraad zat, zag dat binnen haar faculteit TSHD gebeuren. “De nadruk lag tijdens de raadsvergaderingen op het aanstellen van nieuw onderwijspersoneel met als argument dat de studentenaantallen zo hard groeiden. Dat was in onze ogen echter niet de bedoeling van de studievoorschotmiddelen. Die waren bedoeld om een voorsprong te creëren voor studenten, niet om een achterstand gelijk te trekken.”

Men zou zelfs zo ver kunnen gaan door te zeggen dat de achterstand alleen maar is vergroot door de onderwijsinvesteringen. “Doordat een deel van het geld ten goede is gekomen aan het faciliteren van groei, zou je kunnen zeggen dat het tegenovergestelde is bereikt van wat is beoogd,” aldus Robin de Hoon, voormalig fractielid van Front. “De bedoeling was kleinschaliger, maar in plaats daarvan is het nu grootschaliger en massaler.”

Sigaar uit eigen doos

Het is niet verwonderlijk dat Tilburg University zo graag wilde groeien, zij ontvangt namelijk geld van de overheid per ingeschreven student. Dit wordt de studentgebonden financiering genoemd. Deze is onderdeel van de rijksbijdrage die de universiteit ieder jaar krijgt uitgekeerd in de vorm van een lumpsum. Er gaan al langer stemmen op dat deze vorm van financiering moet worden afgeschaft. Het zou een “perverse prikkel” zijn die groei te sterk aanjaagt.

Een bijkomend probleem met de rijksbijdrage is dat deze al jaren daalt. Waar deze in 2002 nog zo’n €19.500 per student bedroeg, is dit teruggelopen naar €15.500 in 2021. Een daling van maar liefst 20%. Ondertussen kwamen in 2018 wel de studievoorschotmiddelen erbij. Een aardige meevaller voor de universiteit, want hiermee kon de klap van de afnemende rijksbijdrage nog enigszins worden verzacht. Dit viel ook Fractie SAM op tijdens de universiteitsraad van 16 december 2016. Hierin stelde zij dat dit indruist tegen de gedachte achter het studievoorschot, “dat nu voor de student een sigaar uit eigen doos dreigt te worden.”

Volgens Wienen heerste hetzelfde sentiment tijdens de voorinvesteringen: “Aan de ene kant was er geld vrijgemaakt voor de voorinvesteringen, maar aan de andere kant nam de rijksbijdrage per student af. Het was daarom vooral gaten stoppen, zorgen dat de kwaliteit niet daalt. De kwaliteit verbeteren zat er helaas niet in.”

Vacuüm

“Vertel mij eens: wat is het verbeteren van onderwijskwaliteit? Hoe operationaliseer je dat? Hoe kun je dat meten en hoe verantwoord je dat?” Het zijn de woorden van Rien Wijnhoven, sinds 2014 voorzitter van de universiteitsraad. Met deze kanttekeningen slaat hij de spijker op z’n kop. Er is op landelijk niveau te weinig stilgestaan bij het definiëren en meten van onderwijskwaliteit, waardoor er een soort vacuüm is ontstaan dat iedereen op zijn eigen manier invult.

Het gevolg hiervan zijn eeuwige discussies over de educatieve meerwaarde van sommige investeringen. Extra studiewerkplekken en nieuwe universiteitsgebouwen bijvoorbeeld, vallen die onder onderwijsverbetering?

Beeld: Jack Tummers

Discutabel, volgens De Hoon. “Onderwijsinvesteringen moeten besteed worden aan een betere onderwijskwaliteit, niet aan bakstenen.” Ook Wienen ziet het geld liever naar andere zaken gaan. “Kwaliteitsverbetering is simpel: docenten moeten genoeg tijd en middelen krijgen om goed onderwijs te verzorgen. Zo ingewikkeld is het niet.”

Aben geeft toe dat een leuk gebouw het onderwijs niet per se verbetert, maar vertelt dat er in zijn tijd onder studenten een ontzettende behoefte aan meer werkplekken was. “Vooral tijdens de tentamenperiode piekte de vraag naar studeerruimte.” Ook investeringen in collegezalen en huisvesting zijn er destijds gemakkelijk doorheen gekomen. “We vonden het niet kunnen dat studenten in slechte omstandigheden moesten studeren en dus hebben we dat aangekaart.”

Gebrek aan overzicht

Tilburg University geeft aan dat alle investeringen die sinds 2015 zijn gedaan óf direct óf op de iets langere termijn hebben geleid tot verbeteringen van de onderwijskwaliteit. Deze investeringen hadden, zo staat in een verklaring, “niet, of niet in deze mate, kunnen plaatsvinden zonder de voorinvesteringen en later de studievoorschotmiddelen.” Anders dan de universiteit antwoorden de studentvertegenwoordigers iets minder stellig op de vraag of hun onderwijs is verbeterd.

Sujin Rosie bijvoorbeeld, van 2019 tot en met 2021 faculteitsraadslid binnen de Tilburg School of Catholic Theology (TST), zegt dat er wel veel in gang is gezet, maar dat zij als student daar niet direct de vruchten van plukte. “Dit komt omdat het geld met name op metaniveau werd ingezet. Bovendien is de universiteit een log apparaat dat maar langzaam op gang komt.” Dit beaamt ook een oud-faculteitsraadslid binnen TiSEM die liever anoniem wil blijven: “De universiteit is zo totaal niet slagvaardig; besluitvorming duurt járen. Zichtbare resultaten kosten daarom tijd.”

Daarnaast maakt Rosie een belangrijk onderscheid. “Er is een verschil tussen investeren in verbetering en iets ervaren als verbetering. En of iets aanvoelt als verbetering kan eigenlijk alleen door de student worden beantwoord. Maar deze heeft helaas weinig vergelijkingsmateriaal.”

Hiermee doelt Rosie op het feit dat studenten die in 2015 zijn begonnen met studeren intussen al zijn afgestudeerd. Zij hebben daarom weinig zicht op het educatieniveau van nu. Hetzelfde geldt voor nieuwe studenten die geen idee hebben hoe het onderwijs voorheen was ingericht. Beide groepen missen dus het overzicht. Scheffer sluit zich hierbij aan: “Iedereen krijgt maar een deel van het hele proces mee, waardoor bestuurders in feite kunnen doen wat ze willen.”

En dan hebben we nog de situatie rondom corona, dat de kwaliteit van onderwijs natuurlijk niet ten goede kwam. Een van de weinige speerpunten van de kwaliteitsafspraken die in deze periode tot bloei kwamen, was de digitalisering, die plotseling in een stroomversnelling kwam. Van kleinschalig en intiem onderwijs via een internetverbinding kwam logischerwijs niets terecht. Het maakt de hele zaak rondom onderwijskwaliteit nog troebeler: want hoe ga je zo’n uitzonderlijke situatie vergelijken met eerdere jaren?

In hoeverre het onderwijs is verbeterd, lijkt eigenlijk niemand écht te weten. “Het geld wordt verstrekt aan de faculteiten, die het mogen inzetten op dossiers die voor hen van belang zijn,” zegt Siesling. “Maar hierdoor is het voor ons als universiteitsraad bijna niet meer te traceren. Dit neemt niet weg dat we er uiteraard op vertrouwen dat de middelen goed worden besteed. Een uitgebreide administratie van de bestedingen zou bovendien bijdragen aan extra werkdruk – en daar zijn we niet op uit.”

De Hoon, die zowel op centraal als op facultair niveau intensief betrokken is geweest bij de onderwijsinvesteringen, vindt het veelzeggend dat zelfs hij niet kan beoordelen of de onderwijskwaliteit daadwerkelijk is verbeterd. Hiermee suggereert hij echter niet dat Tilburg University het boetekleed moet aantrekken. “De politiek heeft de universiteit met dit probleem opgezadeld. Zij heeft totaal niet nagedacht over dit hele plan. Dit blijkt eens te meer uit het recente terugdraaien van het leenstelsel.”

Onderzoeksreeks over de Tilburgse basisbeursmiljoenen

Dit verhaal is het laatste deel uit een drieluik over de Tilburgse basisbeursmiljoenen. Nieuwsgierig naar meer? Zie hier het eerste artikel en lees hier het tweede artikel.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.