Studeren en de ernst van het spel
Studeren is vaak hard werken om studiepunten en een strakke deadline te halen. Maar ooit was de studententijd een fase tussen spel en ernst waarbij het ‘ludieke’ hoogtij vierde. Krijgen studenten van nu nog voldoende ruimte om spelenderwijs de wereld te verkennen, vraagt Univers-redacteur Rob Dekkers zich af.

Is de studententijd de gelukkigste tijd van je leven? Niet als je er middenin zit waarschijnlijk. Toch kijken veel afgestudeerden met plezier terug op die fijne tijd, waarin alles nog mogelijk leek. Achteraf gezien lijkt de studententijd een groot speelkwartier voor het serieuze leven van werken en een gezin begint.
Maar spelen kan ook heel serieus zijn. En spel is zeker geen nutteloos tijdverdrijf, vond de grote Nederlandse cultuurhistoricus Johan Huizinga (1872-1945). We moeten spel ernstig nemen, stelde hij in zijn vermaarde boek Homo Ludens: Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur uit 1938.
Tijdelijke vrijplaats
In Homo Ludens muntte Huizinga de term ‘ludiek’ om er ‘wat tot spel of spelen behoort’ mee aan te duiden, en verkende hij het spelelement in culturen rond de wereld en de betekenis van spel in ons dagelijks leven. Spel is een ‘tijdelijke opheffing van de bestaande orde’, schreef hij in het boek dat de inspiratiebron werd voor hele generaties spel-onderzoekers over de hele wereld.
‘Het spel zondert zich van het gewone leven af in plaats en duur,’ schrijft Huizinga. In het spel verkennen mensen hun mogelijkheden en zoeken ze grenzen op, zonder schijnbaar doel. Het spel is een tijdelijke vrijplaats. Het speelt zich af in een ‘magische cirkel’ waarbinnen bijzondere eigen regels geldig zijn.
Studentikoos
De studententijd was ook zo’n vrijplaats, zeker voor studenten met bemiddelde ouders. Een maximale studieduur bestond niet tot de invoering van de tweefasenstructuur in 1982, en af en toe doken verhalen op over ‘de eeuwige student’ die zich onledig hield met allerlei studentikoze activiteiten, al waren dat uitzonderingen op de regel. Het merendeel van de studenten vond uiteindelijk een plaats in de ernst van het volwassen bestaan.
De termen studentikoos en ludiek zijn niet toevallig loten aan dezelfde stam. Is de studententijd ook een ludiek verschijnsel in de zin die Huizinga eraan geeft? Dat vroeg ik aan Léon Hanssen, kenner van het werk van Huizinga, en lange tijd als cultuurhistoricus verbonden aan Tilburg University.
‘Huizinga schrijft zelf niet veel over de studententijd, behalve als een overgang van kind naar volwassenheid, het ‘inwijdingsfeest’, dat bij veel ‘natuurvolken’ voorkomt,’ stelt Hansen. ‘Je kunt typische studentenpraktijken als ontgroeningen natuurlijk ook zien als zo’n rite-de-passage. Daarnaast is de studententijd een belangrijke fase voor de socialisatie van opgroeiende adolescenten, dat wil zeggen dat ze zich de waarden en normen van een samenleving eigen maken.’
Brakke kop
Typische studentenpraktijken, hoe zien die eruit? ‘De uitdaging is om zoveel mogelijk foto’s van je brakke kop (en die van je vrienden) op je muur tentoon te stellen zonder de borg op je kamer te verliezen als ze er weer af moeten,’ schrijft columnist Rosa van der Vleuten in Univers. Herkenbaar? Maar waarom hang je foto’s van ‘je brakke kop’ aan de muur?
‘De ‘aardigheid’ van het spel verzet zich tegen elke analyse of logische interpretatie,’ schrijft Huizinga. Spel onttrekt zich aan de regels van de logica, dus soms ook aan de grenzen die gesteld worden aan de vrijplaats. Dat geldt zeker ook voor de ‘ludieke’ studentengrappen. Ze zijn van alle tijden en de logica erachter is vaak ver te zoeken.
Brassen
Hanssen: ‘Ik moet denken aan een uit de hand gelopen grap in de sociëteit van de Leidse roeivereniging Njord vorig jaar, waar leden van een Amsterdamse roeivereniging vernielingen aanrichtten onder het motto van een ludieke studentenactie.’ ‘Dit is geen grap meer,’ verzuchtte de preses van de getroffen roeivereniging, want de schade liep in de duizenden euro’s.
In de tijden van Huizinga kneep het gezag wel eens een oogje dicht als het om ‘studentenstreken’ ging. Het ‘brassen’ en andere praktijken van het corps om met besmeurde colberts de orde uit te dagen, vergelijkt Johan Huizinga met het ‘spel’ van sommige niet-westerse culturen om geschenken te verbrassen en oogsten te verspillen, zonder aanwijsbare reden of doel.

Tussen spel en ernst
‘Zodra jongvolwassenen een jaar of vijfentwintig zijn, ontstaat er een sterker moreel bewustzijn, vervolgt Hanssen. ‘Tijdens mijn studententijd kon ik heel goed uitslapen,’ put hij uit zijn eigen herinnering, ‘maar toen ik eenmaal afgestudeerd was, lukte het niet meer. Kennelijk nam het verantwoordelijkheidsbesef de regie in handen en won de ernst het van het spel.’
Huizinga was erg geïnteresseerd in grenzen van het spel; waar houdt spel op en begint de ernst? Als student kun je fouten maken zonder al te grote gevolgen en van je fouten kun je leren. Wat te denken van de studentenverenigingen, dispuutshuizen en het corps: Trek een pak aan en doen een stropdas om, en je ‘speelt’ chairman of the board.
Uit de hand gelopen
‘Ieder spel kan een speler geheel in beslag nemen,’ schrijft Huizinga, zodat het spel wordt gespeeld met de ‘grootste ernst’. Huizinga ziet bijvoorbeeld dat de grenzen tussen ernst en spel kunnen vervagen: ‘De spelgemeenschap heeft een algemeene neiging, blijvend te worden, ook als het spel is afgeloopen.’
En dat leidt soms tot excessen. Het uit de hand lopen van ontgroeningen is onlosmakelijk verbonden aan de studentencultuur, betoogde Léon Hanssen een aantal jaren geleden in Univers, zonder het gewelddadige gedrag daarmee overigens goed te praten. Hij schreef over ontgroeningen als een ‘spelscenario met eigen regels’.
Serieuzer dan ooit
Huizinga nam het spel zeer serieus. Toch werd spelen in zijn tijd afgedaan als ‘kinderspel’. Maar de tijden zijn veranderd. Tegenwoordig is spel een serieuze zaak, ook voor wie de kindertijd is ontgroeid, met miljoenentransfers in de voetbalwereld, nieuwe spelvormen als re-enactment en cosplay voor volwassenen en een game-industrie met een geschatte wereldwijde omzet van miljarden per jaar.
Spel wordt in onze tijd serieuzer genomen dan ooit. Je zou kunnen stellen dat het spel eindelijk de plaats in de samenleving heeft gekregen die het verdient. Ook in opleidingen wordt steeds meer aandacht besteed aan zogenaamde serious games, zoals spelen met het doel om bepaalde vaardigheden te trainen.
Keurslijf
Terwijl het spel langzaam doordringt tot in bijna alle facetten van de samenleving, wordt het spel tegelijk steeds meer aan regels onderworpen, en wordt het spel daarmee in zijn essentie geraakt; in de Engelse taal zijn daar aparte woorden voor: play wordt game, speels en ongedwongen spel wordt een wedstrijd, een serieuze competitie met strikte regels.
Dat is niet zonder gevolgen. Zo dreigde de invoering van de langstudeerboete afgelopen jaar de fundamenten van de studententijd als vrijplaats aan te tasten. Het kabinet wilde dat studenten hun studie sneller afronden en er een race tegen de klok van maken. Maar daarmee wordt het keurslijf van de studententijd steeds strakker aangetrokken.
Beschermen
Léon Hanssen: ‘Het is belangrijk om het spel in de studententijd te omarmen en te beschermen. Door het ‘ludieke’ aspect in het onderwijs te laten terugkomen maken studenten zich de stof eigen op een speelse manier. Dus niet alleen door een top-down-benadering. Want dan wordt studeren slaafs consumeren van de aangeboden stof.’
Het is dus goed om het spel serieus te nemen, maar niet door er een wedstrijd of race van te maken. Huizinga schreef: ‘Het spel heeft zin in zichzelf.’ Als studenten de vrijheid behouden om zelf te experimenten, een eigen vrije ruimte te creëren en grenzen op te zoeken, zonder direct nut, noodzaak of studiepunten, dan komt de studententijd het best tot zijn recht.